posttraumatische stressstoornis
Getty Images

Mijn verhaal: Valerie lijdt aan een posttraumatische stressstoornis

Door Diny Thomas

Toen Valerie een gewapende overval meemaakte, had ze nooit verwacht dat het haar zeven jaar later nog zou achtervolgen. Toen ze hulp zocht bij een psycholoog, was die meteen duidelijk: ze lijdt aan PTSS, een posttraumatische stressstoornis.

Valerie (47): “Soms zou ik willen dat posttraumatische stress zichtbaar was, dat het gewoon op mijn voorhoofd geschreven stond. Mensen zien niet hoe moeilijk ik het heb, en de meeste vragen er ook niet naar. Ze zien mij panikeren bij het kleinste geluid, als iemand op het raam tikt of als er een onbekende voor de deur staat, en ze denken waarschijnlijk: wat een aansteller. Maar de reden daarvoor is terug te brengen tot één verschrikkelijke dag waarop mijn brein onherstelbaar is beschadigd en ik mezelf helemaal ben kwijtgeraakt.

Ik was begin veertig, en werkte als winkelmanager in een supermarkt aan de rand van de stad. In al die jaren had ik drie overvallen meegemaakt, de een minder ernstig dan de andere. Meestal waren het drugsverslaafden die wanhopig op zoek waren naar geld, maar die gelukkig nooit geweld gebruikten.

Tot op een dag twee gemaskerde mannen kort na sluitingstijd de winkel binnendrongen. Alles ging zo snel. Voor ik het wist, lag ik samen met mijn collega op de grond met een wapen tegen mijn hoofd. In shock, omdat ik wíst dat dit geen ‘gewone’ overval was. Het waren geen junkies die drugs nodig hadden. Nee, ze wisten wat ze deden en hadden duidelijk hun huiswerk gemaakt. Mijn adres, de namen van mijn kinderen, kenden ze allemaal. Het enige waar ik op dat moment aan kon denken, was dat ik die overval niet ging overleven. In mijn hoofd nam ik afscheid van alles en iedereen. Op mijn knieën fluisterde ik de namen van iedereen die ik graag zag: Toon, Lily, Mark, mama, papa, … Ik dacht dat ik hen nooit meer zou zien. Van die dag herinner ik me lang niet alles meer, behalve dat één minuut wel uren leek te duren. En de kilte van het geweer dat een van de overvallers in mijn hals drukte.

Na een klein uur, op een onbewaakt moment, wisten we te ontsnappen. We sloten ons op in een kamertje in het magazijn, en belden onmiddellijk de grote baas. ‘De overvallers hebben alles meegenomen, álles!’, bleef ik maar roepen. Mijn baas verwittigde onmiddellijk de politie, en een paar minuten later was de hele supermarkt omsingeld. Toen ik buiten kwam, viel ik in de armen van een politieagent, en werd het zwart voor mijn ogen.

“Na een tijd durfde ik niet meer naar bed te gaan, uit schrik om die afschuwelijke overval te herbeleven”

De volgende dag ben ik gewoon terug aan het werk gegaan. Ik wou niet dat die klootzakken mijn leven zouden ruïneren. Achteraf gezien was dat geen goed idee, want kort daarna ben ik ingestort. ’s Nachts kon ik de slaap maar moeilijk vatten. En dommelde ik toch in, dan zag ik meteen weer die gemaskerde overvallers voor mijn ogen. Om dan roepend en tierend wakker te worden. Na een tijd durfde ik niet meer naar bed te gaan, uit schrik om alles opnieuw te herbeleven. Wekenlang heb ik ’s nachts mijn huis van onder tot boven gekuist, met zowat elke allesreiniger die in de supermarkt te vinden was, om toch maar niet te moeten slapen. Overdag was ik een al even groot wrak als ’s nachts. Urenlang stond ik onder de douche, om elk gevoel van angst van me af te schrobben. Ik herkende mezelf niet meer, en mijn kinderen en mijn vriend nog veel minder. Op den duur waren ze zelfs bang van mij, omdat ik voor het minste uit mijn slof kon schieten. Elke emotie bracht me terug naar het moment waarop ik dacht dat mijn leven voorgoed voorbij was.

In mijn eentje ging ik het niet redden, dus zocht ik hulp bij een psycholoog. Zij was meteen duidelijk: ik leed aan PTSS, een posttraumatische stressstoornis die is ontstaan na de zware overval, en die ook andere gebeurtenissen van vroeger weer naar boven bracht. Ze vergeleek de trauma’s met een strandbal: als je sterk genoeg bent, dan duw je de bal onder water. Maar zodra je je kracht verliest, plopt die terug naar boven. Mijn miserabele jeugd, mijn gewelddadige relatie, de overvallen op het werk. Ik dacht dat ik het allemaal achter me had gelaten maar ik had het gewoon ver weggestopt, heel ver weg. Maar de psycholoog leerde me stap voor stap de gebeurtenissen te begrijpen, en een plaats te geven. De beelden van die gemaskerde overvallers en het wapen tegen mijn hoofd werden steeds vager en brachten me minder snel van mijn stuk. Maar helemaal verdwijnen, deden ze nooit.

Het is intussen al zeven jaar geleden dat die twee overvallers de supermarkt binnendrongen, en toch zijn de littekens nog duidelijk zichtbaar. Niet lichamelijk, maar wel mentaal. Een jaar geleden heb ik mijn therapie stopgezet, omdat ik mezelf de tijd wil geven om met die posttraumatische stress om te gaan. Ik heb nog altijd nachtmerries, ik zie die gemaskerde mannen nog altijd voor me, en ik kan nog altijd niet het jaartal van die ene overval luidop zeggen. Elke ochtend sta ik op met de gedachte dat het de laatste keer kan zijn, want wat als ze nog eens binnenvallen en me echt neerschieten? Dat is geen gezonde gedachte, maar het is sterker dan mezelf. Het is een proces van lange adem, maar ik heb al kleine stapjes in de goede richting gezet. Vorig jaar zijn mijn man en ik getrouwd, omdat we elkaar heel graag zien maar evengoed om aan een nieuw hoofdstuk in ons leven te beginnen. Eentje waarin angst moet plaatsmaken voor liefde.”

Uit: Libelle 13/2020

Ook deze lezeressen doen hun verhaal:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."