Column Marcel: Over mensenbaby’s die zoveel trager zijn dan dieren
Evolutietechnisch gezien vind ik dat er verdraaid veel is misgegaan bij De Mens. Dit mag wat hard overkomen, maar dat is niet de bedoeling, lieve lezer van dit buitengewoon belangrijke tijdschrift. Ik ben immers een aardige jongen, heb geen kwaad in de zin, maar af en toe verbaas ik me ergens over. Zoals nu dus, over de toch wel zeer matige evolutie van onze soort. We hebben dan wel de mond vol van alles wat we kunnen en we kloppen ons graag op de borst over alles wat we hebben bereikt, maar uiteindelijk valt dat toch reuze tegen.
Jazeker, we hebben heus wel verschrikkelijk veel bereikt als je kijkt naar de gezondheidszorg, bijvoorbeeld, en een paar van ons hebben dingen bedacht als de iPhone, het toilet, de vaatwasser en roze koeken, maar uiteindelijk blijven we flink achter. Zeker als je onze soort vergelijkt met bijvoorbeeld de giraf of de olifant, de adelaar of de dwerggeit.
“Ze kan nog niets. Nu ja, ze klapt in haar handen, ze kruipt. Een berggeitje stáát een uur na de geboorte al”
Ik moest gek genoeg aan deze diersoorten denken toen Sammie onlangs de negen maanden toucheerde. Ik keek haar aan, kriebelde onder haar kleine okseltjes, gaf haar een kus op het voorhoofd en dacht ineens: waarom staat ze nog niet? En daarna: waarom praat ze nog niet? Ook dacht ik: waarom kan ze, nu ze bijna een jaar is, nog steeds niet bijdragen aan het gezinsinkomen door middel van een jobje? Niet dat ze direct een veer-tigurige werkweek bij een of ander ingewikkeld bedrijf hoeft op te pakken, maar een beetje vakantiewerk, ja, dat zou toch moeten lukken?
Niks van dat alles. Ze kan nog niets. Nu ja, ze klapt in haar handen, ze kruipt, ze eet min of meer vast voedsel, ze zwaait als ze naar bed gaat en ze schommelt heen en weer als er
muziek op staat: met name jaren zeventig disco is haar ding, maar de eerste twee lp’s van Charles Aznavour doen het ook prima, net als nummers met een klarinet erin. Leuk natuurlijk, maar het blijft toch vooral hangen in de sectie: ‘grappig’ en ‘schattig’.
Nee, geliefde lezer, dan sta ik toch meer versteld van de berggeit. En dan met name de West-Afrikaanse variant. Al een halfuur na de bevalling, zo kwam ik te weten na duchtig onderzoek, begint de babygeit met pogingen tot staan, hetgeen meestal binnen een uur succesvol wordt afgerond. Dat is in veel gevallen nog vóórdat de nageboorte de moedergeit heeft verlaten, las ik. En alsof dat niet al bijzonder genoeg is, is de babygeit al na zeven maanden geslachtsrijp. Amai, dat is me wat, toch? Nee, natuurlijk, ik moet er niet aan denken dat de mensenbaby na een half jaar zelf begint met kinderen baren, ik word daar zelfs heel erg angstig en boos en misselijk van, maar het verschil mag je op zijn minst
opmerkelijk noemen.
Ik vind dat wij, de mensheid, daar af en toe wel een beetje bij stil mogen staan als we met trots een filmpje van onze kruipende, ‘dansende’, klappende baby’s op Facebook gooien. Het is leuk, zeker, en schattig, dat ook, maar het is natuurlijk helemaal niks vergeleken bij de capaciteiten van een West-Afrikaanse dwerggeit.
Dat wetende kijk je toch met een andere blik naar zo’n dier. En zij naar mij. Toen ik vanochtend voor Sammie wat oud brood naar de geiten van de kinderboerderij wierp – geen idee of het hier de West-Afrikaanse variant betrof, zoveel weet ik nu ook weer niet van geiten – meende ik pure arrogantie in hun ogen te zien. ‘Daar heb je die mens weer, met zijn sloom ontwikkelende mensenbaby.’ Ik zag het ze denken. Sammie klapte nietsvermoedend in haar handjes. Ik ging enigszins beduusd naar huis. Onderweg kocht ik roze koeken.
MARCEL LANGEDIJK IS…43 jaar / freelance journalist en schrijver / samen met Carlijn / sinds 2016 papa van dochter Sammie