Column Marcel: Over het verzorgen van twee zieke meisjes
Het was een vreemde dag. Je zou kunnen zeggen dat ik een beetje uit balans ben. Vanochtend, namelijk, hoorde ik dat het boek dat ik onlangs uitbracht op nummer 1 is binnengekomen in de lijst met bestsellers. Prachtig natuurlijk, een eer, een glorieus moment in mijn verder zo rustige schrijversbestaan. Al was het maar om – waarschijnlijk één keer in mijn leven – te kunnen zeggen dat ik die week meer boeken verkocht dan, ik noem maar wat, de fantastische Griet op de Beeck, Isabel Allende en, echt waar, Dan Brown.
Tegelijkertijd is er geen tijd om het te vieren. Nou ja, er is wel tijd, maar het is toch wat vreemd om in je eentje een fles champagne open te trekken terwijl vrouw en dochter ziek in bed liggen. Want dat is het geval. Zowel Sammie als Carlijn zijn geveld door een nogal nare griep die gepaard gaat met veel hoesten en proesten, huilen (Sammie), vloeken (Carlijn) en zuchten (ik). Niet dat ikzelf ziek ben, maar ik kan jullie meedelen dat er leukere dingen zijn dan het verzorgen van twee zieke meisjes.
De eerste dagen ging het nog wel. Ik was flink in de weer met thermometers, lauwe thee en sinaasappelpartjes. Ik haalde verse groenten, vitaminetabletten en voor een kleine drieduizend euro aan medicijnen – zo ongeveer dan toch. Ik depte gloeiende voorhoofden, ik zei tuttuttut-het-komt-wel-goed, ik maakte gezonde maaltijden die amper aangeraakt werden, ik deed de was en hield de moed erin. Hoelang kon zoβn griepje nou helemaal duren, nietwaar?
“De sinaasappel moest in nΓ³g kleinere stukjes. En waar bleef het biologische yoghurtijs? En de warme kruik?”
Nou, mevrouw, vrij lang, kan ik je vertellen. En hoe langer mensen ziek zijn, hoe chagrijniger ze worden. En veeleisender, dat ook. Begrijpelijk natuurlijk, want niemand wil ziek zijn en ikzelf ben minstens zo dramaqueen als ik bedlegerig ben. Maar toch. De fruitpartjes waren niet langer goed genoeg. Die moesten nΓ³g kleiner gesneden worden. En waar bleef het biologische yoghurtijs van dat ene winkeltje aan de andere kant van de stad? En kon ik even een warme kruik maken? En de was moest gedaan en het bed verschoond, want dat was wel zo fris en als je ziek bent, wil je een fris bed. En het gras moest trouwens ook gemaaid, want anders konden we volgende week niet gezellig buiten zitten.
Ik had even helemaal geen zin om gezellig buiten te zitten, voorlopig. Ik was iets te druk bezig om lief te blijven en de motor van het gezin draaiende te houden. En toen kwam dus dat telefoontje van mijn uitgever. Dat extatische telefoontje. Vol met βweet je wel hoe bijzonder dat isβ en βje bent nu een bestseller-auteurβ. En daar zat ik dan, op de bank. Sammie koortsig achter de laptop aan de ene kant, Carlijn met rode ogen slurpend aan een kopje gemberthee – uiteraard door mij gemaakt. Ik wilde wel vrolijk doen, maar iets in me zei dat dit niet het juiste moment was. Dus raffelde ik het telefoontje af, zei dat ik heus heus heus wel blij was, maar dat ik nu toch echt terug moest naar de ziekenboeg.
Die ziekenboeg keek me quasi-vragend aan. Zo van: βWe doen wel of we geΓ―nteresseerd zijn, maar dat zijn we eigenlijk helemaal niet. En waar blijft dat verdraaide biologische yoghurtijs nu eigenlijk!?βΒ Ik mompelde dat ik op nummer 1 stond en dat ik de was ging doen en dat ik daarna op de fiets naar de andere kant van de stad zou rijden om het yoghurtijs te halen. Carlijn keek dankbaar, Sammie riep βijsβ, althans, ze probeerde het met haar schorre stemmetje.
Iets later, buiten, op de fiets, haalde ik een diepe teug adem en ik schreeuwde heel hard βyes!β. Sommige mensen keken geΓ―rriteerd, anderen schrokken zich kapot. Dat maakte me even niet uit. Bij de ijsboer lepelde ik stiekem een bolletje champagne-ijs op. Daarna keer ik terug naar de ziekenboeg. Het was een vreemde dag.