“Jongens hebben nood aan rolmodellen. Jammer dus dat er zo weinig mannelijke leerkrachten zijn”
De vorige opinie van onze expert Philippe Noens weekte heel wat reacties los. Toen had hij het over hoe zinnig of onzinnig het zou zijn om jongens later met school te laten starten dan meisjes. En dat zette hem nog verder aan het denken.
Wie is Philippe Noens?
- Docent opleiding Gezinswetenschappen
- Onderzoeker Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Hogeschool Odisee)
- Auteur van het boek ‘Mogen we nog wel straffen?‘
- Schrijft opiniestukken voor onder andere Knack, De Standaard, De Morgen, Humo
‘Een kind zijn of haar gender doet er niet toe.’ ‘Kijk voorbij het jongen- of meisje-zijn.’ ‘Elk kind is anders.’ Het is maar een greep uit de reacties van Libelle-lezers op mijn vorige column, die je hier nog even kunt herlezen. Daarin vroeg ik me af of de socioloog Malcolm Gladwell gelijk had. Ik vat nog kort even zijn kernboodschap samen:
Als het zo is dat jongens het doorgaans minder goed doen op school, omdat
1. ze vaak meer én langer speels en storend gedrag vertonen dan meisjes,
2. het schoolsysteem wild en avontuurlijk jongensgedoe te snel afstraft en
3. jongens te weinig mannelijke rolmodellen op school tegenkomen,
is het dan niet een goed idee om jongens wat later naar school te sturen?
Misschien werkt zoiets wel nét averechts. Zo krijgen jongens impliciet de boodschap dat ze ‘dommer’ zijn dan meisjes. En beginnen ze zich op de duur ook zo te gedragen…
De ene jongen is de andere niet
Persoonlijk denk ik dus van niet. Praktisch is het alvast niet makkelijk te organiseren. Nochtans geeft Gladwell staalharde bewijzen dat het wél werkt. Elke jongen die een jaartje ouder met school begint, doet het daarna voortreffelijk. Zo’n jongen blaakt van het zelfvertrouwen in het lager onderwijs. Hij is ook gelukkiger in het secundair onderwijs. En de kans op een hogeschooldiploma stijgt aanzienlijk. Succes verzekerd, dus.
Maar daarin schuilt ook onmiddellijk het probleem: over welke ‘typische jongen’ gaat het in Gladwells onderzoek? Kort door de bocht: iemand ‘van goede komaf’. Een jongen wiens ouders, grootouders en andere opvoeders hem alle speel- en leerkansen geven. Een jongen die in zijn omgeving ruim tijd en aandacht krijgt, meer dan de kleuterleerkracht kan aanbieden, want die moet de aandacht verdelen over iedereen. Deze jongens, die dan later met school mogen starten, maken de ‘verloren’ tijd niet alleen goed; die steken hun klasgenoten, jongens én meisjes, vlotjes voorbij.
Maakt later naar school gaan ook dommer?
Vermoedelijk werkt het niet om alle jongens systematisch een jaartje later door de schoolpoort te laten lopen. Misschien werkt zoiets alleen op kleine schaal. En, belangrijker, misschien werkt zoiets wel nét averechts. Zo krijgen jongens impliciet de boodschap dat ze ‘dommer’ zijn dan meisjes. En beginnen ze zich op de duur ook zo te gedragen… en dan schiet de maatregel zijn doel voorbij.
Wat jongens nodig hebben, zijn mannen die in hun nabije omgeving tonen wat het voor hen betekent ‘man’ te zijn. Stoer. Sportief. Of juist rustig. Zorgzaam. Of, als het even kan: een combinatie daarvan
Nood aan een surrogaatvader
Maar het is niet omdat ik het idee van Gladwell wat moeilijk vind, dat de brave man geen punt heeft. Zo vind ik het als pedagoog, maar vooral als vader van drie jongens, jammer dat jongens tegenwoordig zo weinig in contact komen met mannelijke leerkrachten. Niet zozeer omdat mannelijke leerkrachten op een andere manier omgaan met jongens dan hun vrouwelijke collega’s. Wél omdat mijn jongens er zelf naar vragen. Ze willen graag eens een meester meemaken.
Vanuit de visie van filosoof Joseph Campbell is dat nog beter te begrijpen: volgens hem snakken jongens, naast hun (biologische) vader, naar een surrogaatvader. Papa ziet hen graag en toont hen de weg in het leven. Maar daarnaast hangen jongens graag, vanuit een behoefte aan ‘apprenticeship’ (leerjongenschap), hun karretje aan een begeesterende judocoach. Een charismatische pastoor. Of een enthousiaste leerkracht. Iemand, kortom, die niet de vader is. Een andere man die de opgroeiende jongen op een andere manier wegwijs maakt in het leven. Een mannelijk rolmodel. Denk aan de film Karate Kid, waar Mr. Miyagi de gepeste jongen omringt met levenslessen en fysiek klaarstoomt om de confrontatie aan te gaan.
Mannen tonen ‘de’ man
Het probleem is dat heel wat ‘typische’ surrogaatvaders ten val zijn gebracht. Een aantal sportcoaches bezondigden zich de laatste jaren aan grensoverschrijdend gedrag. Pastoors dragen het kruis van collectief kindermisbruik met zich mee. En er willen steeds minder mannen in het onderwijs. En zo zijn er ook steeds minder mannelijke rolmodellen in het leven van jongens terug te vinden…
Hoewel, je zou kunnen stellen dat influencers en podcasters, acteurs, comedians en atleten die rol hebben overgenomen. En dat is best oké. Al bevinden die mannen zich doorgaans op een (digitaal) afstandje. Wat jongens daarnaast nodig hebben, zijn mannen die in hun nabije omgeving tonen wat het voor hen betekent ‘man’ te zijn. Stoer. Sportief. Of juist rustig. Zorgzaam. Of, als het even kan: een combinatie daarvan.
Nog meer over opvoeden:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!