Slechtziende jongeren in een gewone school: “Vertrek vanuit de mogelijkheden, en niet vanuit de beperkingen”
Dankzij de keuze voor inclusief onderwijs kunnen kinderen en jongeren met een visuele beperking ook naar een reguliere school. Maar hoe verloopt dat concreet voor een tiener, die naast de gewone beslommeringen van de puberteit, ook moet omgaan met het anders zijn? Karin Samson, coördinator Specifiek Leersteuncentrum 467 Windekind voor kinderen met een visuele beperking, ziet uitdagingen maar vooral ook veel mogelijkheden.
Wat zijn de grootste uitdagingen voor een tiener die slechtziend is, maar toch naar een reguliere school gaat?
“Tieners, ongeacht of ze een beperking hebben of niet, zijn in de eerste plaats tiener. Het is eigen aan die leeftijd om erbij te willen horen, en te zijn zoals de anderen. Ook jongeren met een visuele beperking willen dat. Het is belangrijk om hen in de eerste plaats te behandelen als een jongere van die leeftijd en dat is een serieuze uitdaging, zowel voor de school, als voor de leerling en de ouders. Het is een evenwicht zoeken tussen het puber laten zijn en toch rekening te houden met die visuele beperking.”
Inclusief onderwijs
Wat zijn de voorwaarden om naar het regulier onderwijs te kunnen gaan?
“Eigenlijk zijn er geen voorwaarden. We hebben als maatschappij bewust gekozen voor inclusief onderwijs. Maar het is heel belangrijk, dat die inclusieve kijk voorop gezet wordt. Als een traject moeilijker verloopt, is het vaak omdat er vertrokken wordt vanuit de dingen die niet kunnen. Als je gelooft in de kansen en de mogelijkheden, dan begin je eraan met een heel andere mindset.
Als een traject moeilijk verloopt, is het vaak omdat er gekeken wordt naar de dingen die niet kunnen in plaats van naar de mogelijkheden
Het is natuurlijk niet enkel de mindset waar het om gaat, er moeten ook middelen en mogelijkheden zijn. Helaas is dat binnen de onderwijscontext niet altijd optimaal. Voor kinderen met een visuele beperking bepaalt men de financiering namelijk op basis van het aantal kinderen. In de meeste gevallen gaat het maar om één leerling per school, soms twee, heel uitzonderlijk drie. Dat wil natuurlijk zeggen dat mijn collega’s soms met acht verschillende scholen moeten samenwerken, dat is een heel moeilijke puzzel om te leggen. Tegelijkertijd zorgt zo’n groter team ervoor dat we dankzij die multidisciplinaire samenstelling en verschillende expertisedomeinen een zo gepast mogelijk antwoord kunnen bieden op elke vraag van een school en leerling.”
De leerlingen hebben begeleiding nodig, maar ik veronderstel de leerkracht ook?
“We doen ons uiterste best om tegemoet te komen aan de noden van de leerling én de leerkracht. In het secundair zit je met veel verschillende leerkrachten die de leerling vaak maar een uurtje per week zien.
We geven de leerkrachten heel wat tips, zodat ze met kleine dingen voor onze leerlingen een groot verschil kunnen maken. Zo is de plaats van een leerling in een klas bijvoorbeeld heel belangrijk, maar ook de verlichting, het feit dat er geen zonlicht binnenvalt op het scherm, of de structuur die je aanhoudt als je op het bord noteert, zijn dingen die een grote invloed hebben.
Leerkrachten kunnen vaak met kleine dingen een groot verschil maken voor de slechtziende leerlingen. Noem bijvoorbeeld altijd de naam van degene die mag antwoorden, in plaats van naar die persoon te kijken of te wijzen.
Soms staan leerkrachten er niet bij stil en kijken of wijzen ze naar de leerling die een antwoord mag geven. Maak er als leerkracht een gewoonte van om steeds de naam te zeggen, dan voelt die slechtziende leerling zich meer betrokken en niet anders dan de rest van de klas.
Die overlegmomenten met leerkrachten zijn heel erg nodig, omdat er nog steeds veel vooroordelen bestaan. Denk nu eens aan een blinde leerling in de aardrijkskundeles. Daar moet je met een atlas werken. Dat klinkt onmogelijk, maar je mag niet vergeten dat het ook voor iemand die niet ziet belangrijk is om een wereldbeeld op te bouwen. Als er gesproken wordt over iets dat in Amerika gebeurt, is het handig om te weten dat Amerika aan de andere kant van de wereld ligt.
De meeste leerboeken zijn erg visueel ingesteld en dus niet of moeilijk toegankelijk voor slechtziende jongeren. Het omzetten van leermateriaal vraagt dus heel wat werk. We gaan dan bijvoorbeeld bepaalde kaarten vereenvoudigen zodat ze ook tactiel waarneembaar zijn. Voor wiskunde en fysica moeten we ook formules gaan omzetten zodat jongeren die met een brailleregel werken ze ook kunnen lezen.”
Nieuwe technologieën voor slechtziende jongeren
Is het belangrijk dat deze jongeren braille kunnen? Er zijn tegenwoordig toch heel wat nieuwe technologieën die kunnen helpen?
“Dat klopt, en braille wordt alleen maar aangeleerd als het nodig is. De nieuwe technologieën kunnen helpen, maar het zijn helaas geen kant – en – klare oplossingen.
We moeten een evenwicht vinden tussen wat de noden op dit moment zijn en wat in de toekomst belangrijk is. Nu de spraaktechnologie zo goed ontwikkeld is, merk je dat slechtziende jongeren sneller overschakelen en ervoor kiezen om zoveel mogelijk op het gehoor te doen. Maar als je later echt goed met de computer wilt leren werken, dan moet je braille kunnen.
Er zijn heel wat nieuwe technologieën die het voor slechtziende leerlingen makkelijker maken, maar voor jongeren die geen zicht meer hebben blijft braille dé taal
Voor jongeren die geen zicht meer kunnen gebruiken, is braille het schrift. Braille aanleren vraagt wel een inspanning, zeker als je het moet aanleren als je al wat ouder bent, bijvoorbeeld als je zicht geleidelijk achteruit gaat. Hoe ouder een kind wordt, hoe moeilijker het is om het tactiel aan te leren.
Bovendien moet je er ook klaar voor zijn als slechtziende jongere, om over te schakelen op braille. Door het gebruik ervan, en vaak ook nog een witte stok, toon je immers aan de buitenwereld dat je anders bent. Dat is een aanvaardingsproces. Jongeren die in het verleden beter zagen, moeten afscheid nemen. Dat is echt een rouwproces. Hierin moeten ze gerespecteerd worden, en dat is niet altijd makkelijk.
Vaak denk je goed te doen door bepaalde hulpmiddelen in te zetten, zeker in een schoolse omgeving, want dan kan die persoon verder. Als die leerling er echter nog niet aan toe is, zal die helemaal blokkeren. Dan moet je die tijd geven om dat een plaats te geven en het te aanvaarden.”
De mentale gevolgen voor de slechtziende jongeren
Wat doet het mentaal met een tiener in de puberteit, toch naar een gewone school kunnen gaan?
“Net in die periode willen ook de jongeren met een visuele beperking gewoon zijn zoals de rest. Het is voor hen nog belangrijker om positieve ervaringen te kunnen opdoen en daarvoor is de context essentieel. In die puberteit worden zij heel vaak extra geconfronteerd met hun visuele beperking. ‘Heb je die knappe daar gezien?’ Of vrienden die stoefen met hun nieuwe brommer of hun autorijbewijs. Niet slecht bedoeld, maar die dingen hebben wel een impact. Dat welbevinden van die jongeren hangt heel erg af van die vrienden op school.
Soms gebeurt het dat een slechtziende jongere beslist om tóch naar het buitengewoon onderwijs te gaan, gewoon om niet anders te zijn. Om tussen jongeren van hun leeftijd te zitten, die met gelijkaardige problemen in aanraking komen.”
Soms gaan jongeren tóch liever naar het buitengewoon onderwijs, omdat ze daar niet anders zijn dan de rest
Niet alleen de schoolcontext is belangrijk. Als je als ouder dingen uit handen neemt omdat je kind niet goed ziet, dan ga je die jongere ook niet zelfredzaam maken. Het begint al heel vroeg. Dingen durven en zelfredzaam zijn, dat is heel belangrijk voor onze jongeren. Dat hebben ze altijd nodig. Andere jongeren nemen de fiets of de brommer, of later de auto. Slechtziende jongeren moeten de bus nemen, maar moeten ook hulp durven vragen. Dat leer je het best met vallen en opstaan. Als je dan in een heel beschermende omgeving opgroeit waar je als ouder alles uit handen neemt, is dat op lange termijn niet positief voor een kind.
Het mooiste dat ik al in mijn loopbaan heb gehoord is van een kind met een visuele beperking dat overging van het basisonderwijs naar het secundair. Het secundair had heel veel vragen en bezorgdheden. Door de scholen samen te brengen, heeft de collega van het basisonderwijs gezegd dat ze diezelfde vragen hadden in het begin. Maar na die zes jaar konden ze enkel besluiten dat het het mooiste geschenk is geweest dat ze in hun schoolcarrière hadden gehad. Het was een win-win voor iedereen. Als je er zo naar kunt kijken, zijn er alleen maar winnaars.
Kijk vooral naar de mogelijkheden, want die zijn er echt wel. Durf als leerkracht afwijken en geef positieve ervaringen mee. Daarmee maak je écht het verschil.”
Meer lezen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!