ouderenpsychiater

Ouderenpsychiater: “We mogen onze oudere mensen vooral niet in een stoeltje zetten en zeggen dat ze nu niets meer moeten doen”

Door De Redactie

Lang(er) zullen we leven, met dank aan de medische vooruitgang! Maar is dat wel zo’n positieve evolutie? Jawel, zegt ouderenpsychiater An Haekens, op voorwaarde dat we onze senioren niet te veel betuttelen.

Wie is An Haekens?

Beeld: alexianentienen.be

Als ouderenpsychiater heeft An Haekens (51) specifieke kennis over psychische aandoeningen op oudere leeftijd. Ze werkt in De Alexianen Zorggroep in Tienen en behandelt mensen vanaf 65 jaar of van zodra er bepaalde ouderdomssymptomen, zoals geheugenverlies, verschijnen.

Met de medische vooruitgang kunnen mensen straks zonder problemen 102 worden. Vind je dat een goeie zaak?

An Haekens: “Ik ben er niet tegen dat mensen ouder kunnen worden. Daar kun je moeilijk tegen zijn. Maar er is een verschil tussen mensen een langer leven geven, of hen gewoon langgerekter laten sterven. Op dit ogenblik houden we mensen langer in leven doordat we op medisch vlak zoveel kunnen. Maar we moeten er ook voor zorgen dat mensen kwaliteitsvol ouder kunnen worden.”

Wat betekent dat volgens jou?

“Dat is de hamvraag: wat is een kwaliteitsvolle oude dag? Voor iedereen is dat iets anders. Gezondheid is belangrijk, natuurlijk. Jonge mensen met een gezond lichaam begrijpen niet altijd wat het is als je lichaam niet meer mee wil. Hoe blijf je genieten van het leven als je een beroerte hebt gekregen en halfzijdig verlamd bent? Dat vergt veerkracht. Maar ook mensen die een lichamelijke beperking of dementie hebben, kunnen een mooie oude dag hebben.

Volgens mij is de sleutel zingeving. Het allerbelangrijkste, voor elke mens, op welke leeftijd ook, is het gevoel hebben dat je er toe doet. Dat betekent niet dat je nog van alles moet doen, wel dat je op de een of andere manier van betekenis bent voor een ander.”

En dat gebeurt nu te weinig?

“Absoluut. Ik vind dat in onze maatschappij ouderen te veel aan de kant geschoven worden. We verwachten niets meer van hen. Ze krijgen als boodschap: als je oud bent, moet je gewoon in een stoel zitten en wij zullen alles wel voor je doen. ‘Bol maar uit’, alsof dat íémand gelukkig zou maken? Door alle verantwoordelijkheid uit handen te nemen, maak je mensen net ongelukkig.

Hoe oud of gehavend je ook bent: elke mens wil iets kunnen betekenen. Ik zie dat elke dag gebeuren: zelfs mensen met gevorderde dementie klaren op als ze wat verantwoordelijkheid krijgen. Al is dat gewoon de tafel afkuisen of meehelpen met de afwas, ook dat kan zelfwaarde geven. En dat is essentieel voor geluk. Ik kan er niet tegen als ouderen met verkleinwoordjes worden aangesproken of kinderlijk worden benaderd. Iemand van 80 jaar is nog altijd dezelfde persoon als toen hij 40 was. En iemand van 40 noem je toch ook niet schattig?”

“Ik kan er niet tegen als ouderen met verkleinwoordjes of kinderlijk worden aangesproken. Op je tachtigste ben je nog steeds dezelfde persoon als op je veertigste. En iemand van veertig noem je toch ook niet schattig?”

Hoe komt het dat we ons zo anders gedragen tegen oudere mensen?

“Door ouderen als een categorie te benoemen, nemen we er afstand van. Terwijl, wat is dat eigenlijk: de ‘oudere’? Je hebt mensen van 70 die nog zorgen voor hun eigen ouders, hun kinderen én kleinkinderen. En evengoed heb je mensen van 70 die erg afhankelijk zijn van hulp. Ik denk dat we bang zijn voor de confrontatie met ouderdom omdat we dan ook aan onze eigen sterfelijkheid denken. Ouderdom is iets dat we willen bestrijden. Met antirimpelcrèmes voor onszelf, of door ouderen aan het zicht te onttrekken.”

Is het om die reden dat woonzorgcentra ons afschrikken? Het blijft toch een plek waar mensen niet voor hun plezier naartoe gaan.

“Absoluut. Al wordt er de laatste jaren steeds meer gedaan om het rusthuis op te waarderen. Twintig jaar geleden gingen mensen naar een rusthuis en werden ze gewassen, kregen ze eten en werd er met veel geluk eens één keer Bingo gespeeld. Dat is vandaag helemaal anders. Er wordt veel meer ingezet op zinvolle activiteiten, én er zijn proefprojecten waar woonzorgcentra gekoppeld zijn aan scholen en aan crèches. Dat zou nog veel meer moeten gebeuren. Ook al is een woonzorgcentrum meestal de laatste halte voor de personen die er terechtkomen, dat betekent niet dat je daar niet goed moet kunnen leven.

Het moeten open huizen worden. De buurt moet naar binnen komen en de ouderen moeten naar buiten gehaald worden. Er zouden ook andere soorten woonvormen moeten uitgeprobeerd worden: nu is er geen plek voor mensen die bijvoorbeeld naar een woonzorgcentrum willen omdat ze zich eenzaam voelen, maar daar niet terecht kunnen omdat ze nog te goed zijn. Ook dat is triest.”

Je schept een positief beeld van het leven in een woonzorgcentrum, maar we weten, onder andere uit een reportage van Pano, dat dat niet altijd klopt.

“Het grootste probleem, en daar wil ik echt op hameren, is dat er te weinig personeel is. De mensen die er werken doen hun best, maar als er te weinig personeel is, heb je áltijd te weinig tijd om kwaliteitsvol te werken. Al vind ik dat het gebrek aan tijd ook geen excuus mag zijn. Het gaat vaak ook om een verschil in houding. Je kunt iemand met twee wassen en tegen elkaar praten over je vakantieplannen, of je kunt tijdens dat bad contact maken met de persoon die je wast. Het duurt niet langer, maar het maakt een wereld van verschil.

Meer en meer woonzorgcentra proberen creatiever met hun tijd om te gaan. Onlangs hoorde ik van een interessante oefening. Het verzorgend team gaf de bewoners ’s ochtends de keuze: ofwel was ik je helemaal zoals altijd, ofwel zit ik eens tien minuten bij je en praten we even bij. In het begin vonden de bewoners het een vreemde vraag, maar na een paar weken werd het een succes. Wie er voor open stond, genoot van die extra quality time.”

Hoe krijg je meer personeel in het rusthuis?

“Werken in een rusthuis zou aantrekkelijker moeten gemaakt worden. Dat is het nu niet. Terwijl het zo’n belangrijke job is. Mensen ronden daar hun leven af, het is hun laatste levensfase. Als personeelslid kun je mensen helpen om dat in schoonheid af te sluiten. Dat is toch ongelooflijk? Daarom ben ik ook zo graag ouderenpsychiater: finishing well is zo belangrijk.”

Naast woonzorgcentra heb je onder andere ook nog de vele mantelzorgers. Net zoals ouders het beste willen voor hun kinderen, willen kinderen het beste voor hun ouders. Maar het is niet altijd gemakkelijk om te weten wat dat dan is.

“Als ouderenpsychiater begeleiden wij de oudere, maar evengoed de kinderen. Onderschat niet hoe moeilijk het is om mantelzorger te zijn. Want hoe doe je dat, als zoon of dochter zorg dragen voor je moeder of vader? Met een eigen gezin dat aan je trekt, misschien zelfs al kleinkinderen die op je steunen? Ik zie soms ouderen die zeggen dat ze geen vreemde hulp in huis willen. ‘Mijn dochter zal dat wel doen.’ Die vanzelfsprekendheid is niet gemakkelijk om dragen.

Want kinderen willen het goed doen. Om honderd verschillende redenen. Omdat ze uit dankbaarheid zorg terug willen geven aan hun ouders, soms ook omdat ze hopen dat ze nu eindelijk de goedkeuring gaan krijgen waar ze al hun hele leven naar snakken. En dan geven ze zich leeg, zonder dat de oudere beseft wat hij of zij van het kind vraagt. Anderzijds zijn er ook veel ouderen die hun kinderen niet tot last willen zijn en geen hulp aanvaarden, en ook dat is niet gemakkelijk voor kinderen.”

Welke raad kun je mantelzorgers geven die hier mee worstelen?

“In therapie spreken we vaak over ‘gepast’ geven. Als kind kun je nooit alles teruggeven aan je ouders, want zij hebben je het leven gegeven. Gepast geven betekent niet te veel geven, maar ook niet te weinig. Dat is heel persoonlijk en voor elk kind anders. De zorg voor een ouder zet de familierelaties terug op scherp. Wie doet wat? Wanneer? Met welke beweegreden?

Het is gemakkelijk om in een oordelende positie te gaan staan tegenover een dochter die nooit komt helpen, maar misschien heeft die dochter wel afstand moeten nemen om zichzelf te beschermen? Elke dag werk ik met levensverhalen, met geschiedenissen. En ook iets wat dertig jaar geleden gebeurd is, kan vandaag nog relevant zijn.”

Waar worstelen mensen het meeste mee bij het ouder worden?

“Ik merk veel angst voor afhankelijkheid. Begrijpelijk, maar tegelijk ook heel vreemd. Alsof we gedurende ons hele leven losgeknipte individuen zijn die alles zelf onder controle hebben, en volkomen verantwoordelijk zijn voor ons eigen leven en gezondheid. Dat slaat op niets. Ik ben al heel mijn leven afhankelijk. Als kind van mijn ouders, vandaag van de bakker die mijn brood bakt en van mijn man die een lief woordje tegen mij zegt. Afhankelijk zijn is geen te vermijden kwaad maar gewoon deel van wie we zijn als mens, en dat zouden we meer moeten duidelijk maken.”

Slaapmiddelen, antidepressiva, pijnstillers: het zijn medicijnen die veel meer worden voorgeschreven aan oudere mensen. Tachtigers gebruiken zelfs drie keer zoveel antidepressiva als dertigers. Hoe komt dat?

“Ik denk dat er aan de ene kant te veel medicijnen worden voorgeschreven en aan de andere kant te weinig. Sommige mensen lopen veel te lang rond met een ernstige depressie die niet behandeld wordt. Anderen krijgen antidepressiva terwijl ze het niet nodig hebben. Ik heb ook het gevoel dat we te snel naar medicijnen grijpen om een probleem op te lossen. Of misschien bedoel ik eerder: dat we iets te snel als probleem zien.

Als oudere mensen verdriet hebben, kunnen we daar niet goed mee om en willen we dat zo snel mogelijk oplossen. In die laatste levensfase is er sprake van veel verlies. Verlies van fysieke mogelijkheden, verlies van een partner, verlies van een functie in de maatschappij. Het is waar dat oudere mensen niet goed geleerd hebben hoe ze moeten praten over hun gevoelens. Maar dat wil niet zeggen dat ze het niet willen, en zeker niet dat ze het niet kunnen.

Onlangs had ik een gesprek met een man die aan beginnende dementie leed. Hij kon zo mooi vertellen wat dat met hem deed, hoe hij zich daar bij voelde. Hoe bang hij was als hij niet op een woord kon komen. Achteraf zei hij dat ons gesprek hem zo’n deugd had gedaan. Maar ‘t is toch gek dat je daarvoor naar de psychiater moet komen? We willen ouderen te veel sparen.

Medicijnen geven lijkt snel en comfortabel: de patiënt moet er niet over moeilijke dingen spreken, de dokter moet niet luisteren, de familie heeft het gevoel dat ze er mee bezig zijn. Maar verdriet moet gewoon kunnen. Rouw is geen depressie, en dus ook geen ziekte.”

We hebben het al af en toe over dementie gehad. Als iedereen ouder wordt, zal dat nog vaker voorkomen.

“Ja. Dementie is een verschrikkelijke ziekte, en we kunnen alleen maar hopen dat onderzoekers het ooit de wereld uit helpen, maar dat zit er de komende jaren nog niet in. We zijn er bang voor, terecht, maar ik vind ook dat het te eenzijdig negatief belicht wordt in onze maatschappij. Het lijkt alsof mensen met dementie van de ene op de andere dag ineens niets meer kunnen. Dat is niet zo. Het is een proces van jaren, en mensen kunnen heel lang goed blijven.

“In het Engels klinkt het veel mooier. Growing old. Je groeit, en blijft groeien. Tot je laatste dag”

Ik stoor me erg aan dat beeld van de demente mens die als een plant in de zetel zit en niets meer kan. Want mensen denken dááraan als ze de diagnose krijgen en worden op die manier als het ware platgeslagen. Terwijl je geheugen belangrijk is, maar niet alles. Als mens val je niet samen met je herinneringen. Zelfs met dementie kun je nog lang een kwaliteitsvol leven leiden. Maar daar wordt niet over gesproken.”

Mag ik zeggen dat het me geen gemakkelijke opdracht lijkt, therapie geven aan oudere mensen? Het lijkt me een moeilijk publiek.

“Ik vind het net heel gemakkelijk. We staan in onze maatschappij negatief tegenover ouder worden. Terwijl het gewoon bij het leven hoort. In het Engels klinkt het veel beter: growing old. Je groeit, je blijft groeien, elke dag. Soms krijg ik de vraag wat ik eigenlijk nog beteken met mijn job. Is therapie nog zinvol op die leeftijd? Freud zei van niet, omdat je volgens hem op een bepaalde leeftijd niet meer verandert.

Maar ik zie elke dag dat het wel zo is. Geen mirakels, of maar heel af en toe, maar mensen kunnen tot de dag van hun dood blijven evolueren en groeien. En ook: we maken allemaal moeilijke momenten mee in ons leven. ‘t Is op z’n minst al boeiend om te horen, en te leren, hoe ouderen zich daar doorgeworsteld hebben. In plaats van op zo’n negatieve manier te kijken naar ouderen, zouden we hen beter wat vaker vragen: hoe heb jij dat gedaan? Ik leer elke dag van mijn patiënten.”

Tekst: Lisa Gabriëls • Foto: Getty Images

Lees meer:

 

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."