Mijn verhaal: Anja heeft door het coronavirus haar man al bijna twee maanden niet meer gezien
Anja maakte begin vorig jaar haar grote droom waar: een bed & breakfast in een pittoresk Spaans dorpje. Haar man Danny bleef in België, en zakte minstens twee keer per maand af naar Cómpeta. Maar sinds het coronavirus hebben ze elkaar niet meer kunnen zien.
Anja (50): “Jarenlang werkte ik met hart en ziel als zorgkundige in een woon-zorgcentrum. Een gezellige babbel tijdens het eten, samen genieten van festiviteiten, van betekenis kunnen zijn in kleine dingen. Als ik de bewoners zag genieten, dan was mijn dag geslaagd. Maar op den duur lag de werkdruk zodanig hoog dat snel niet snel genoeg was. Ik liep letterlijk de voeten vanonder mijn lijf, en kon de bewoners niet langer de aandacht geven die ze verdienden, en misschien wel nodig hadden. De goesting om me elke dag weer te smijten, verdween zienderogen.
Op mijn achtenveertigste werd het me allemaal te veel. Ik wist gewoon: dit hou ik niet vol tot aan mijn pensioen. Ik snakte naar een leven zonder stress, en liefst één onder een helderblauwe hemel. (lacht) Een eigen bed & breakfast in een pittoresk Spaans dorpje. Het was altijd al een droom, maar je weet hoe het gaat: eens je je settelt, kabbelt het leven stilletjes verder en verdwijnen al die grootse plannen naar de achtergrond. Maar op het moment dat ik op het randje van een burn-out zat, kon zo’n nieuwe start wel eens mijn redding zijn. Alleen stond mijn man Danny niet meteen te springen. Alles opgeven om in een vreemd land opnieuw te beginnen, dat is natuurlijk niet niks. Uiteindelijk vonden we een mooi compromis: ik zou de bed & breakfast de eerste tijd alleen runnen, en Danny zou volgen als hij er klaar voor was. Zo kon hij eerst wennen aan het idee.
17 februari 2019 was de grote dag: met een volgeladen auto vertrokken Danny en ik naar het bergdorpje Cómpeta, waar we op de top een prachtig pand gekocht hadden met een adembenemend uitzicht. Vanaf het eerste moment wist ik gewoon dat het dé plek was waar ik oud wilde worden. Natuurlijk was het niet evident om mijn dochters, mijn familie en mijn vrienden achter te laten, maar ik wist dat ze het zonder mij ook wel gingen redden. Dat stelde me gerust. Maar nadien stond ik er alleen voor. Of toch voor even: Danny kwam twee keer per maand naar hier, om samen tijd door te brengen en te helpen waar nodig. En zelf sloot ik één keer per maand de deuren om mijn dochters en de familie in België te bezoeken. En dat ging perfect, tot het coronavirus de hele wereld plat legde.
“Op 16 maart ging Spanje op slot. Dat was meteen de laatste keer dat ik Danny heb gezien”
Op 16 maart, nadat er meer dan duizendvijfhonderd nieuwe besmettingen op één dag werden geteld, ging Spanje helemaal op slot. En dat was meteen ook de laatste keer dat ik Danny heb gezien. De laatste dikke knuffel, de laatste innige kus. Normaal gezien ging ik het weekend dat volgde naar België, maar op een paar dagen tijd ging de toestand van kwaad naar erger en mocht niemand nog het land in of uit. Samen met een vriendin die een vakantiehuisje in de buurt heeft en net op dat moment genoot van een snoepreisje, zocht ik wanhopig naar een laatste vlucht, zonder succes. Mijn laatste hoop was om met een bus mee te reizen, die gestrande toeristen weer veilig naar huis bracht. Maar omdat ik officieel in Spanje woon, mocht ik niet mee. Mijn vriendin wel, maar ze wilde me absoluut niet achterlaten. Dus zijn we samen in quarantaine gegaan.
In volle lockdown moest ik de deuren van de bed & breakfast noodgedwongen sluiten. Een zware dobber, na een fantastisch eerste seizoen. Alles wat we het voorbije jaar hadden opgebouwd, leek in één klap verdwenen te zijn. En we beseften maar al te goed dat het coronavirus nog lang zal blijven nazinderen. Liever een vakantie in eigen land, dan het risico lopen om het virus op te lopen. Eén chance hadden we: Danny bleef werken, waardoor er gelukkig wel nog geld in het laatje kwam. Maar de rekeningen betalen zich niet vanzelf, natuurlijk. Van de overheid kreeg ik tot nu één premie van een 712 euro, om het verlies te compenseren. Maar binnenkort krijg ik de toestemming om opnieuw op te starten. Een slimme truc van de regering: geen premie voor ons, maar ook geen inkomsten. Het zal ploeteren worden, maar de Spanjaarden zijn doorzetters. Samen komen we -hopelijk- sterker uit de crisis.
Dat ik mijn man Danny wekenlang moet missen, doet sowieso het meeste pijn. Sinds de hele crisis zie ik hem alleen nog maar via videochat. Soms koken we dezelfde gerechten, en zitten we samen aan tafel. Maar dat is natuurlijk niet hetzelfde. Want ook al zie ik hem wel op het scherm, ik weet maar al te goed dat ik op meer dan tweeduizend kilometer van hem zit. En hoewel de afstand vóór de coronacrisis nooit echt een probleem was, lijkt het nu alsof ik aan de andere kant van de wereld zit. Helemaal alleen. De onzekerheid is nog het moeilijkste. Wanneer zie ik mijn man weer terug? Wanneer kan ik terug wakker worden in zijn armen? Omdat ik geen enkel vooruitzicht heb, blijf ik soms de hele dag gewoon in bed liggen. Wat is het nut om op te staan? Maar als ik zijn stem dan weer hoor, en zie dat hij me mist, dan weet ik dat ik mijn hoofd niet mag laten hangen. Normaal gezien vertrekt op 18 juni de eerste vlucht vanuit Spanje naar België, en daar heb ik meteen een plekje op gereserveerd. Maar ik ben realistisch: de kans dat tegen dan de grenzen open zijn, is niet heel groot.
“Er zit niets anders op dan de crisis op mijn Spaanse berg uit te zitten, in mijn eentje”
Natuurlijk mis ik ook mijn dochters, en mijn allereerste kleinkind. In december werd ik voor ’t eerst oma, en het is verschrikkelijk om al die kleine momentjes te moeten missen. Het gebrabbel, de lachjes. Om de drie dagen videochat ik met mijn dochter en haar gezin, zodat mijn kleinkind hopelijk mijn stem blijft herkennen. Dat ze weet dat haar oma haar niet vergeten is. Aan de hele coronacrisis zal ze geen herinneringen overhouden, maar ik wil graag in de verhalen die dan verteld worden, een rol spelen. Zodat ze zeker weet: zelfs mijn grootmoeder die maandenlang vastzat in het buitenland, deed er alles aan om de band warm te houden.
Voorlopig is het aftellen naar 18 juni, daar hou ik me nu aan vast. Al zou ik soms gewoon in de auto willen springen, en de hele rit naar België met plezier doen. Maar ik weet dat ik daar net iets te oud voor ben geworden. Ik durf het gewoon niet meer. In de auto word ik snel moe, en dan is het gewoon levensgevaarlijk. Bovendien zou ik de rit in één trek moeten doen, want onderweg in een hotelletje overnachten, dat zit er niet in. De kans is ook groot dat ik onderweg op een politiecontrole bots. En hoewel ik de juiste papieren heb, kan het altijd gebeuren dat ze me terugsturen. Dan is alle moeite voor niets geweest. Dus er zit niets anders op dan de crisis op mijn Spaanse berg uit te zitten, in mijn eentje. Gelukkig krijg ik heel veel lieve berichtjes van ex-collega’s, gasten en vrienden, waar ik heel veel kracht uit put. En met de steun en het gezelschap van mijn lieve vriendin die ik zo nu en dan eens zie, voelen de dagen toch net iets minder eenzaam aan. Daar zal ik haar eeuwig dankbaar voor zijn.”
OOK ZIJ DOEN HUN VERHAAL:
- Mijn verhaal: Alfredo reanimeerde zijn buurjongetje
- Mijn verhaal: Nele verloor haar onderbenen en vingers door een vleesetende bacterie
- Mijn verhaal: Hilde vergaf de doodrijder van haar mama
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!