Ontroerend: Edith (92) stierf in de armen van de man die haar 71 jaar geleden bevrijdde
Sommige liefdesverhalen mogen niet onverteld blijven. Omdat ze zo mooi en puur zijn, en ons bij de keel grijpen. Zo is het verhaal van de 92-jarige Edith Steiner en haar soldaat er eentje.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Hongaarse Edith Steiner, samen met haar familie, op twintigjarige leeftijd gedeporteerd naar een concentratiekamp in Auschwitz, daarna volgde een helse periode. Enkel Edith en haar moeder bleven gespaard voor de gaskamers, 39 andere familieleden vonden er de dood.
Tijdens de overplaatsing naar een ander strafkamp overmeesterde het Schots Commando een Nazi-troep en bevrijdde zo tal van Joodse gevangenen, waaronder Edith en haar moeder. Eén van de redders was de Schotse soldaat John Mackay (96). Wat begon als een nachtmerrie, bloeide uit tot een prachtig liefdesverhaal.
“Mag ik deze dans van u?”
Tijdens het bevrijdingsfeest in een nabijgelegen dorp viel Johns oog op Edith. Ze intrigeerde hem op een manier die hij, na zoveel jaren, nog steeds niet vat. John durfde haar dan ook niet ten dans vragen, en stuurde een vriend op om de klus te klaren. Maar dat was buiten de Hongaarse schone gerekend. Edith ging enkel in op zijn voorstel als hij haar zelf kwam vragen. En zo geschiedde.
Nachtmerrie eindigt in sprookje
Hun prachtige romance bracht Edith en haar moeder naar Schotland. In 1946 stapten de tortelduifjes in het huwelijksbootje, baatten samen een hotel uit in het Schotse dorp Pitlochry en bouwden hun liefdesgeluk op met twee kinderen, zeven kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen.
Een liefde die de wildste wateren overleefde, lijkt wel. Vorig jaar vierden ze hun 71-jarige Valentijnsdag in het rusthuis waar ze beiden verbleven. Maar aan dat geluk kwam vier maanden later echter een einde. Edith Mackay is op 92-jarige leeftijd gestorven aan de gevolgen van een longontsteking. Ze stierf vreedzaam in de armen van haar echtgenoot en in het bijzijn van haar geliefden.
Bron: het Nieuwsblad en Scotsman.com Beeld: © Wullie Marr