Moestuincolumn: “Prachtig, hoe de natuur de witte bloesems op enkele maanden tot zoete kersen laat transformeren”
Ook in juli kijkt Libelle-redactrice Jolien, opgegroeid op de boerderij van haar ouders, met verwondering en passie naar wat een nieuwe maand deze keer te bieden heeft.
De bloemetjes en de bijtjes
“Mama, wie heeft de kersen gemaakt?” Mijn zoontje van drie is kampioen in het stellen van moeilijke vragen. Over deze moet ik even nadenken. Wie heeft de kersen gemaakt… Opa? Zonder hem zouden er geen bomen geplant zijn, en zouden ze niet onderhouden worden. Al zijn er ondanks al zijn liefde en zorgen altijd factoren waar hij geen impact op heeft. De bomen zelf? Maar zonder bijtjes zou er geen enkele kers aankomen, hoe hard de boom ook z’n best doet. De bijen dan? Maar zonder boom, geen bloem en dus ook geen bij.
Het een kan niet zonder het ander. Om nog maar te zwijgen van de grond waarin de bomen groeien, het water dat ze drinken, de lucht die ze inademen en de zon die hun vruchten doet rijpen. Ik besluit het op ‘de natuur‘ te houden. Mijn zoontje knikt instemmend.
“Prachtig, hoe de natuur de witte bloesems op enkele maanden tot zoete kersen laat transformeren.”
Elk jaar sta ik er toch weer van te kijken. Hoe ‘de natuur’ het voor elkaar krijgt. Hoe die witte bloesems op enkele maanden tijd transformeren tot donkere zoete kersen. Dit jaar kwam er een fotograaf langs. Tussen twee foto’s – de ene van de prachtige witte bloemblaadjes op de verder nog kale takken, de andere van donkerrode kersen bungelend aan diezelfde, intussen weelderige groene takken – zitten slechts tien weken. Tien! Zelfs mijn lief, burgerlijk ingenieur van opleiding en de nuchtere van ons twee, is onder de indruk.
Toch is het een schouwspel dat zich voortdurend afspeelt. Elke dag veranderen bloemen in kersen, abrikozen, aardbeien, peren, prinsessenbonen, aubergines, courgettes…
Vaak staan we er niet bij stil. Omdat het zo geleidelijk gaat. Of omdat we druk bezig zijn en ons geen vragen stellen bij die paprika’s en komkommers uit de winkelrekken. Als kind bracht ik mijn zomers tussen de tomatenplanten door. Tonnen tomaten hebben we geplukt. Zomer na zomer. En hoe hard ik ook gevloekt heb op het vroege opstaan en de hitte in de serre: altijd verwonderde ik me over die kleine gele bloemetjes die telkens opnieuw tot geurige tomaten uitgroeiden.
Danku natuur
Ik ben nog lang niet uitgepraat tegen de tijd dat Boris me onderbreekt voor de volgende vraag: “En wie maakt mijn broertje? Jij, mama?”
Even ben ik verleid om volmondig “Ja” te antwoorden. Want ben ik het niet die de eerste maanden misselijk was? En die nu soms niet kan slapen omdat de baby vrolijk ligt te trappelen in mijn buik? Maar in alle eerlijkheid: ik zie mijn lijf veranderen, en hoef daar zelf helemaal niks voor te doen. Onderhuids ontstaat een heel nieuw leven, met armpjes en beentjes, een hartje dat klopt. Mijn lichaam neemt het helemaal over. Dus antwoord ik opnieuw: de natuur.
Boris kijkt me met grote ogen aan, om vervolgens zonder verpinken een kers in z’n mond te stoppen. Terwijl hij iets murmelt dat lijkt op “Danku natuur”. Ik blijf een beetje verdwaasd zitten. Nooit gedacht dat ik het gesprek over de bloemetjes en de bijtjes al op zo’n jonge leeftijd zou aanvatten.
Meer moestuinverhalen van Jolien
- “Noem mij gerust een aardbeiensnob, het móét zelfs!”
- “Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik wil planten en met mijn handen in de aarde wroeten”
- “De Britten, die nog meer aan hun moestuintjes zijn verknocht, noemen april niet voor niets de ‘hungry gap'”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!