Op tuinsafari met de kinderen: de leukste tips
Op safari gaan in je eigen achtertuin: kinderen (en jij vast ook) vinden het fantastisch! Maar hoe begin je nu het best aan zo’n speurtocht? We verzamelden de leukste tips!
1. Spoorzoeken
- Wat heb je nodig? Jampotten, vangnet, loep, verrekijker en smartphone.
- Waar? Rustige hoekjes. De composthoop, bladhoop en houtstapel zijn geweldige ontdekkingsplekken.
- Hoe? Holletjes, gangen, heuveltjes, slijmsporen en aangevreten blaadjes tonen je de weg.
- Wat? Neem foto’s van de beestjes en identificeer ze via de geweldige app ObsIdentify.
2. Stippen tellen
- Op zoek naar lieveheersbeestjes? Zoek dan naar planten waarop vaak bladluizen zitten, zoals dahlia’s, Oost-Indische kers, bessenstruiken of boontjes. Lieveheersbeestjes zijn namelijk dol op bladluizen.
- En die stippen? Die hebben niets met de leeftijd maar alles met de soort te maken. Het zevenstippelige lieveheersbeestje is het bekendst, maar er is ook een 14- en een 21-stippelige soort, en een knalgeel citroenlieveheersbeestje, met 22 stippen.
3. Allemaal beestjes
- Stop je spade in de grond en draai een plag grond om, verbazingwekkend hoeveel kleine krioelende beestjes je te zien krijgt! Je ontdekt veel meer dan regenwormen alleen, er leven 25 verschillende wormen in de grond, en je spot zeker ook duizendpoten. (PS Een duizendpoot heeft geen duizend, maar dertig poten!)
- Heeft het pas geregend? Hou een omgekeerde paraplu of dienblad onder een struik en schud aan de takken; te gek hoeveel beestjes je op die manier ‘vangt’. Met een loep kun je ze rustig observeren.
- Til een steen, houtblok of bloempot op, en je vindt er geheid een groepje pissebedden. Het lijken wel minikreeftjes, met hun geribbeld pantser. Ze ademen trouwens ook via kieuwen! Ondanks hun naam plassen pissebedden niet, ze verdampen hun afvalstoffen via hun pantser. Fascinerend!
4. Gespot in de tuin
- De regenworm-wrap: zie je een rechtopstaand gerold blad in de grond steken? Dat is het werk van een regenworm, die het blad langzaam naar beneden haalt om het rustig te verorberen. Trek het blad maar eens zachtjes omhoog, en kijk wat er mee komt.
- Vind je een hoopje gebroken slakkenhuisjes? Lijsters en merels pikken slakken op, en zoeken dan een steen of hard oppervlak om de huisjes kapot te kloppen. Anders komen ze natuurlijk nooit bij die lekkere slak. Zo’n hoopje heet een ‘smidse’. Mooi om te verzamelen in een bokaal.
- Zie je in het hoge gras plots iets wegspringen? Gegarandeerd is het een sprinkhaan. Ze houden van open, zonnige plekjes en zijn overdag flink actief. Als je stilzit, kun je ze mooi observeren. Krekels leven meer beschut, in struiken, en komen vooral ’s avonds in actie. Dan krijg je dat heerlijke krikrikri te horen, wat meteen naar vakantie in het zuiden doet verlangen.
Leuk om te weten! Vogels, eekhoorns en egels vallen makkelijk te spotten, maar weet je dat er in een doorsnee (stads)tuin makkelijk tien verschillende vlinders, honderd nachtvlinders, een dertigtal verschillende spinnen en tot vierhonderd soorten insecten als kevers, vliegen, bijen, sprinkhanen, lieveheersbeestjes… passeren? En dan hebben we de slakken, regenwormen en mieren nog niet meegeteld. Méér dan genoeg materiaal voor een heuse tuinsafari!
5. Maak een rupsencrèche
Vind je een mooie rups in de tuin? Pak ze voorzichtig op, mét het blad of takje waarop ze zit. Vul een schoenendoos met 5 centimeter aarde en wat dode bladeren of droog gras. Voeg wat bladeren toe van de plant waarop de rups zat, zodat ze kan eten. Sluit de doos, liefst met een doorschijnend deksel met ventilatiegaatjes. Pluk elke dag verse blaadjes.
Haal regelmatig de rupsenuitwerpselen weg. Zorg voor een rechtopstaand takje waarlangs de vers uitgekomen vlinder omhoog kan kruipen, om zijn vleugels voor het eerst te openen (en te drogen). Hoe lang de ontpopping duurt, hangt af van de soort, van een paar weken tot een heel seizoen.
6. Maak zelf een bijenbar
Vul een schaaltje met water en plaats er een paar keien in, of een laagje knikkers, zo kunnen hommels, bijen en vlinders ‘s zomers veilig drinken zonder te verdrinken. Zet de schaal op een zonnige plek, uit de wind. En dan rustig observeren.
7. Leuk om te weten: wie heeft er aan mijn plant geknabbeld?
- Dunne bruine of zwarte sliertjes op een blad of stengel: slak.
- Zwarte, slijmerige klodders op een lelie of keizerskroon: larve van het leliehaantje.
- Gangetjes in bladeren: rups van de bladmineerder.
- Gaten in bladeren: rupsen van vlinders of kevers.
- Klodder wit schuim: schuimcicade (die in het schuim verstopt zit, kijk maar eens!).
Met deze tips wordt je tuinsafari zéker een succes. Veel plezier!
Dit vind je vast ook interessant:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de beste groentips en wooninspiratie!