Ann reanimeerde Patrick na een hartstilstand. Nu zijn ze vrienden voor het leven
Het is een jaar geleden dat Patrick een hartstilstand kreeg op de fiets. Ann zag alles gebeuren en redde zijn leven. Uit dat ene kritieke kwartier bloeide een vriendschap voor het leven.
Of Patrick een biertje wil, vraagt Ann (61) hem als hij op Anns terras in Zwevegem gaat zitten. Aan zijn brede glimlach te zien, lust hij dat wel. Geef hem maar eens ongelijk. Een jaar geleden stopte zijn hart plotseling met kloppen. Een toevallige passant zag hem neervallen en begon hem onmiddellijk te reanimeren, wat zijn leven heeft gered. Die toevallige passant was Ann.
Als Patrick het glas heft op haar, wuift ze haar heldendaad weg. “Ik heb gedaan wat ik moest doen.” Terwijl Patrick een eerste keer nipt van zijn glas, begint Ann haar verhaal. “Het was op een woensdagochtend, 16 juni als ik me niet vergis, dat ik met de koersfiets op de Kanaalweg in Zwevegem reed. Ik was wat vroeger vertrokken omdat het die dag snikheet ging worden. Patrick had blijkbaar hetzelfde gedacht, want niet veel later zag ik hem al in de verte rijden op zijn koersfiets.
Net op het moment dat we elkaar passeerden en ik hem een goeiedag wilde zeggen, viel hij neer. Eerst dacht ik nog dat hij per ongeluk van de weg was geraakt en zijn evenwicht had verloren, maar toen hij op straat bleef liggen, ben ik toch gaan kijken. ‘Alles oké, meneer?’, vroeg ik, maar het bleef stil.”
Elke seconde een eeuwigheid
“Ik had altijd gedacht dat ik op zo’n moment kalm ging blijven, dat ik precies zou weten wat ik moest doen. Als verpleegkundige wéét ik dat ook: eerst de hulpdiensten bellen, dan onmiddellijk de reanimatie beginnen, en toch werd het volledig zwart voor mijn ogen. Ik herinner me alleen nog dat ik in blinde paniek voor enkele auto’s ben gesprongen. ‘Help, help!’ Iedereen ging meteen op de rem, maar… niemand stapte uit.
Na enkele minuten was er dan toch een jonge vrouw die zag dat het niet goed was. Terwijl zij de hulpdiensten verwittigde, ontfermde ik me over de man. Ik controleerde zijn pols, maar ik voelde niks. Ik begon dan onmiddellijk met reanimeren. De noodcentrale vertelde me stap voor stap wat ik moest doen. ‘Het hoofd naar achteren kantelen en pompen. Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien.’ Na een minuut of drie, vier leek het alsof hij weer ademde. ‘Hij leeft, hij leeft’, maar de dame aan de telefoon zei me dat ik zeker niet mocht stoppen. ‘Dat is waarschijnlijk lucht die uit de longen komt. Blijf pompen.’
“Na drie kwartier kwamen de verlossende woorden: ‘Hij heeft een hartslag.’ “
De ziekenwagen was er na een kwartier, twintig minuten. Maar op zo’n moment duurt elke seconde een eeuwigheid. Ik zie nog zo voor me dat de ambulancier naast me op z’n knieën kwam zitten, en heel rustig zei: ‘Ik ga het nu van je overpakken.’ Inmiddels was ook de politie gearriveerd, en nam een van de agenten me apart. ‘Mevrouw, kun je me vertellen wat er is gebeurd?’ Ik stamelde dat er een man was gevallen, dat ik geen pols voelde en dat ik de noodcentrale niet kon vertellen waar we waren, hoewel ik mijn dorp als mijn broekzak ken. Ik snapte maar niet waarom hij me vragen bleef stellen, terwijl er wat verder een man lag te vechten voor z’n leven. (stilte)
Ik heb daar drie kwartier gestaan met de gedachte dat hij het niet ging halen, dat hij het niet ging overleven. Maar toen kwamen de verlossende woorden: ‘Hij heeft een hartslag.’ ”
Na zesendertig uur eindelijk wakker
“Toch was ik niet helemaal gerustgesteld. Dat de ambulance met luide sirenes en zwaailichten wegreed, voorspelde niet veel goeds. Ik heb dan maar meteen mijn man gebeld, helemaal onder de indruk van wat me overkomen was. ‘Fiets nog maar wat verder, dat gaat je deugd doen’, had hij nog gezegd, maar ik kon toch niet doen alsof er niks gebeurd was? Wat als die man het niet had gehaald? Had hij een vrouw, kinderen?
Had de politie hen al verwittigd?
Bevangen door angst ben ik meteen naar huis gefietst. De hele dag heb ik getwijfeld of ik naar de politie zou bellen, misschien hadden zij al meer nieuws over de man. Natuurlijk wist ik dat ze dergelijke informatie alleen maar aan de familie mogen geven, maar ik moest iéts weten. Tegen een uur of twee heb ik dan toch de telefoon gepakt en gebeld. Eerst naar de politie, dan naar het ziekenhuis. ‘Ik heb die man vanochtend gereanimeerd’, zei ik hen, in de hoop dat ze me iets zouden vertellen.
De politie gaf niet toe, de dame van het ziekenhuis bedankte me en zei nog: ‘Dankzij jou leeft hij nog.’ Dat was zo’n opluchting! Het leek wel alsof mijn leven samen met die man z’n hart was stilgevallen, en dat, nu het weer klopte, ook ik weer verder kon. Rond acht uur ’s avonds ging mijn telefoon. Een onbekend nummer. ‘Goedenavond Ann, het is Martine, de vrouw van Patrick. Jij hebt mijn man gered.’ Ik had tegen de dame van het ziekenhuis gezegd dat als de familie wilde weten wat er gebeurd was, ze me altijd mochten bellen. Zonder verwachtingen, al hoopte ik er wel op.
Natuurlijk wilde ze weten wat haar man overkomen was, dus vertelde ik haar wat ik nog wist. Daarna hoorde ik dat Patrick in coma werd gehouden, maar dat de dokters goede hoop hadden. Omdat de reanimatie zo snel opgestart was, had hij gelukkig geen hersenschade. ‘Ik bel je als ik meer nieuws heb, beloofd’, verzekerde ze me nog.
En Martine hield zich aan haar woord. De dagen nadien vernam ik dat Patrick na zesendertig uur in coma weer wakker was, maar dat hij zich niets herinnerde van wat er gebeurd was. Hij dacht dat hij gevallen was. ‘Waarom moet ik voor wat schaafwonden, blauwe plekken en drie gebroken ribben in het ziekenhuis blijven?’, mopperde hij, tot grote ergernis van Martine, die bijna haar man kwijt was. Ik denk dat hij pas besefte hoe ernstig het was, toen hij een defibrillator kreeg, een klein toestel dat het hartritme op peil houdt.”
Een band voor het leven
“Na een week of twee werd Patrick ontslagen uit het ziekenhuis, en ook dat liet Martine me weten. Ik dacht dat daarmee het hoofdstuk afgesloten was, maar ze moet gevoeld hebben dat ik Patrick graag wilde zien. Ik wilde met mijn eigen ogen zien dat hij oké was, ik wilde weten wie hij was. ‘Ik zou je graag uitnodigen voor een etentje, om je te bedanken. En breng je man mee.’
Ik moet toegeven dat ik toch wat nerveus was, want per slot van rekening kende ik hen helemaal niet. Wat als het niet klikte, of erger, als Patrick toch niet meer helemaal de oude was geworden omdat ik eerst had staan roepen en tieren, en hij me dat kwalijk nam? Maar het zat meteen goed.
“Als je zo’n ingrijpende gebeurtenis samen beleeft, dan schept dat een band. Alleen wij twee begrijpen wat we die dag hebben meegemaakt”
Ik herinner me het moment dat Patrick de voordeur opendeed nog zo goed. Toen hij daar in de grasberm lag, leek hij zo kwetsbaar en fragiel en dan staat daar plots een beer van een vent voor je neus. Maar wel een met een peperkoeken hart. (lacht) Ik denk dat hij me die avond wel honderd keer heeft bedankt, terwijl dat helemaal niet hoefde. Ik was al lang blij dat hij er nog was. Voor hem, maar ook voor zijn vrouw, zijn kinderen en zijn prachtige kleinkinderen.
Na die ene avond hadden we elk onze weg weer kunnen gaan, maar als je zo’n ingrijpende gebeurtenis samen beleeft, dan schept dat een band. Alleen wij twee begrijpen wat we die dag hebben meegemaakt. Sindsdien hebben we elkaar nog geregeld gezien. Zo ook op 23 maart, de dag dat Patrick voor het eerst weer op de fiets zat. We zijn samen tot in Wervik gefietst, goed voor zo’n vijftig kilometer. Uiteraard zijn we nadien nog iets gaan drinken, op ons en onze vriendschap. (lacht)
16 juni was het één jaar geleden dat Patrick en ik elkaar toevallig hebben ontmoet. Het was de eerste verjaardag van zijn tweede leven, en daar moesten we wel op klinken. Tegelijk is het nog altijd een dag die ik maar moeilijk kan vatten. Telkens als ik over de Kanaalweg rijd, zie ik Patrick daar liggen. Dan voel ik de angst die ik had tijdens het reanimeren. Wat als hij het niet haalt, wat als ik een fout maak? Wie laat hij allemaal achter?
Ik besef dat niet alleen Patrick heel veel geluk heeft gehad, maar ook ik. Want wat als ik verstijfd was van angst? Ik ben heel blij dat dat niet gebeurd is, want dat had ik mezelf nooit kunnen vergeven.”
Patrick is dankbaar dat Ann geen moment twijfelde
Patrick (64): “Ik besef dat ik echt veel geluk heb gehad. Want wat als ik aan de andere kant van het water fietste, over het jaagpad, waar er nog minder volk passeert? Jaren geleden is daar al een fietser verongelukt. De man kreeg het net als ik aan z’n hart, sukkelde in het water en niemand die het had gezien. Wat als Ann wat sneller had getrapt, en nooit had gezien dat ik in de berm was gesukkeld? Ik had er misschien wel uren gelegen. Wat als ze niet onmiddellijk was begonnen met de reanimatie, maar was verlamd door de angst en daardoor alleen maar kon toekijken?
Het is misschien cru om te zeggen, maar ik heb weleens gedacht dat het misschien beter zo was geweest. Ik herinner me niks van mijn val, ik heb geen pijn gehad. Een mooier einde bestaat er toch niet? Begrijp me niet verkeerd, ik ben heel blij dat ik er nog ben, maar nu ik een dagje ouder word en alsmaar vaker met de dood geconfronteerd word, houdt het me wel bezig. Tegelijk is het niet fair tegenover mijn vrouw, mijn kinderen en kleinkinderen om dat te zeggen. Voor hen zou dat juist verschrikkelijk zijn geweest. Zo onverwachts, zo alleen.
Nee, ik ben blij dat ik het nog kan navertellen, en daar zal ik Ann eeuwig dankbaar voor zijn. Zelf zegt ze dat ze ‘gewoon’ haar plicht heeft gedaan, maar ze heeft wel een leven gered, hè. Míjn leven. Na het incident had ik wel schrik om weer op de fiets te kruipen. Ik had nog nooit hartproblemen gehad, en toch kreeg ik een hartstilstand, hoe kan zoiets? Als ik de cardioloog mag geloven, moet ik me geen zorgen maken. Ik had kort voordien mijn tweede coronaprik gehad, waardoor ik waarschijnlijk een ontsteking kreeg op het hartzakje. Ik heb gewoon pech gehad.
“Ik heb een tweede kans in het leven gekregen, en die mag ik niet zomaar weggooien. Dat ben ik Ann wel verschuldigd”
Toch bleef ik, zeker in het begin, zitten met de gedachte: wat als het nog eens gebeurt? De eerste keer dat ik weer op de fiets zat, was Ann dan ook bij mij. Het was het perfecte moment om die moeilijke tijd achter ons te laten. Op de fiets, waar het allemaal begon. En mocht het weer eens misgaan, dan had Ann me nog een tweede keer kunnen redden, hè! (lacht)
Na mijn hartinfarct ben ik begonnen aan mijn tweede leven. Een leven dat in het verlengde ligt van het eerste. Ik fiets nog altijd, maar dan wat minder rap en toch minder onbevreesd. Vroeger ging ik met kameraden naar Gran Canaria waar geen berg te hoog was, maar tijdens onze laatste reis heb ik gezegd dat het genoeg was. Ik kon gewoon niet meer mee. Hoe confronterend dat ook was, ik moet nu vooral aan mezelf denken. Ik heb een tweede kans in het leven gekregen, en die mag ik niet zomaar weggooien. Dat ben ik Ann wel verschuldigd.”
Meer lezen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!