Anne Davis schrijft een brief aan vriendin M.
4 weken lang schrijft Anne Davis een brief naar een belangrijke persoon. Deze keer: vriendin M., die de zon weer deed schijnen.
Lieve M., toen ik je leerde kennen, woonde ik op een plek waar ik helemaal niet thuishoorde. Als Nederlands stadsmeisje was ik op het Vlaamse platteland terechtgekomen, in een huis dat uitkeek over de velden, met maar één buurhuis, waar een blinde man woonde met zijn moeder.
De mensen uit het dorp begreep ik niet, letterlijk, omdat ik het Vlaams niet verstond, en zij begrepen mij niet, omdat ik zo anders was. Ik voelde me een buitenbeentje, en ik trok me steeds dieper terug in mezelf. Ik sloot me af van de wereld, ik kon niet meer eten en elke middag om drie uur dacht ik: nog even en het is weer avond, dan mag ik naar bed. Dat was iets om naar uit te kijken, want dan had ik weer een dag overleefd.Toch waren er wel degelijk mensen die van me hielden, die het goed met me voorhadden, maar als je depressief bent, zie je dat niet.
Toen wij elkaar voor het eerst zagen, op een etentje, was je zwanger. Een stralende jonge vrouw, met schitterend lang haar en een beginnend buikje. Je dronk een glas wijn, en ik moet iets gezegd hebben, over zwangerschap en wijn, want achteraf vertelde je dat je me maar een tut had gevonden, die eerste keer. Je beviel van een dochter, en ik ging je opzoeken in het ziekenhuis. Heel lang heb ik in de auto gezeten voor ik naar binnen durfde; ik voelde me raar en lelijk en ik bedacht dat jij dat ook wel zou vinden, van mij.
“We werden onafscheidelijk, jij en ik, hoe anders we ook waren. En je sleepte me mee in je drukke, best wel glamoureuze leven”
Maar ik had een babydagboek voor je gekocht, en dat wilde ik gaan brengen, want daar zou je blij mee zijn. Veel later zou ik horen dat ik echt niet de enige was, met zo’n boek. Daar lag je, in een kamer vol bloemen, nog altijd even stralend mooi, met je gloednieuwe dochter, en je kreeg het ene telefoontje na het andere, en ik voelde me steeds kleiner en ellendiger worden. Maar je zei dat ik maar eens mee moest gaan als je modeshows moest lopen – je was model – en ik beloofde het en dacht dat het nooit zou gebeuren, want wat moest je met mij?
Maar je liet niet los. En zo, geleidelijk, begon ik mensen te leren kennen, en me beter te voelen. Ik heb je weleens gezegd dat je misschien mijn leven hebt gered, en dat meen ik ook. We werden onafscheidelijk, jij en ik, hoe anders we ook waren, en je sleepte me mee in je drukke, best wel glamoureuze leven. Ik kreeg er weer plezier in om nieuwe mensen te ontmoeten en mooie kleren te dragen en ik kon zelfs genieten van eten.
We gingen met een vriendengroep op vakantie naar Italië, en vierden met ons allen oudejaarsavond in de Ardennen, en het leven werd elke dag een beetje beter. Op mijn verjaardag had jij het feestelijk gemaakt en nooit heb ik me gelukkiger en warmer gevoeld dan die dag, toen vriendinnen taart kwamen eten en ik bloemen kreeg en cadeautjes en er de hele dag door mensen langskwamen. Voor mij.
Op die dag heb ik ook mijn Engelsman leren kennen, al wist ik toen nog niet dat hij mijn man zou worden. En dat ik alles wat ik had opgebouwd daar, eindelijk, weer zou opgeven om naar het buitenland te vertrekken. Je werd weer zwanger, en je vroeg me om de meter van je dochter te worden. Je man had één voorwaarde: dat ik niet naar Engeland zou verhuizen. Ik kon dat niet beloven, ik wist niet wat de toekomst zou brengen, maar jij zette door. Zo werd ik meter van de liefste jonge vrouw die er bestaat. En ik vertrok naar Engeland, toch.
Het laatste wat ik van België zag, was jouw donkere figuur, die stond te zwaaien op de kade toen het schip vertrok. Dat deed zo verschrikkelijk pijn. Toen ik mijn zoon kreeg, aan de andere kant van het water, hing jij huilend aan de telefoon omdat je er niet bij kon zijn. Maar jaren later, toen hij trouwde, was je er wél, met je twee prachtige dochters. Daar ben ik nog altijd blij om.
“Er waren momenten dat we ver van elkaar verwijderd waren. Soms hadden we ruzie, om bijna niks, maar het kwam altijd weer goed”
Er zijn momenten geweest dat we ver van elkaar verwijderd waren. Soms hadden we ruzie, om bijna niks, maar het kwam altijd weer goed. Soms waren er grotere dingen. Ik ben overgekomen voor de communie van je dochter, maar ik kon er niet zijn toen de vader van je dochters overleed. Daar heb ik nog altijd spijt van. Nog veel meer spijt heb ik van later, toen je in een volgende relatie je nieuwe partner verloor. Ik begreep je verdriet niet om een man die ik niet goed genoeg voor je vond.
Pas achteraf heb ik ingezien dat verdriet zich niet met zulke dingen bezighoudt, en dat het verlies dat je voelde, niets te maken had met wat ik ervan vond. Ik schreef je een kaartje, maar ik kon geen woorden vinden die zouden kloppen met mijn gevoelens, en de jouwe. Dus schreef ik iets nietszeggends, en ik weet niet of je me dat ooit vergeven hebt.
Intussen heb je weer een nieuw leven opgebouwd waar ik je om bewonder. Dat heb ik je ook geschreven in een sms-je: ‘Ik ben trots op je.’ Nu, door covid, hebben we elkaar lang niet gezien. En ik ben niet goed in bellen. ‘Leef je nog?’, vraag je weleens als ik eindelijk de telefoon pak. Soms duurt het even voor we dan de juiste toon te pakken hebben. Maar ja, ik leef nog. En ik weet zeker dat ik dat voor een deel aan jou te danken heb. Anders had ik het misschien niet gered, al die jaren geleden.
Volgende week zet Anne zich aan haar schrijftafel en richt ze zich tot de ex van haar man.
Uit: Libelle 49/2021
MEER VAN ANNE DAVIS:
- Anne Davis schrijft een brief aan haar te vroeg overleden moeder
- Anne Davis: “Je kleden volgens je leeftijd, is dat dan je fysieke leeftijd of mentale? In dat laatste geval kan zowat alles”
- Anne Davis over haar meer dan 1000 columns voor Libelle: “Nog altijd denk ik: kan ik het wel?”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!