Annick
“Na vijf jaar kleden we ons net als de locals: geruit hemd, fleece erover en een muts bij de hand”
Annick Ruyts werkte jarenlang voor VRT, nu schrijft ze vooral. Samen met Walter woont ze deels in hartje Brussel en in een Ardens dorpje. Ze heeft twee zonen en een plusdochter.
Woeste vlagen
Ik schiet wakker van de wind die rond ons huis blaast, in woeste vlagen. Er is storm voorspeld en die is blijkbaar in alle hevigheid losgebarsten. Aan de rustige ademhaling van mijn echtgenoot te horen, heeft hij er geen last van. Ik lig een tijdje te luisteren en bedenk me dat ik erg blij ben dat ons dak ondertussen dicht is en afgewerkt. Hoewel de zijkant nog maar voorlopig dichtgemaakt is, omdat de buur eerst zijn dak moet repareren. Maar in zijn huis zien we voorlopig geen beweging. Op zijn dak ligt alleen een plastic zeil en dat hoor ik wapperen en flapperen.
Ik steek mijn oordoppen in en val na een tijdje toch terug in slaap. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met onze inspanning van vandaag: we hebben bijna vier uur in de bossen gewandeld, omdat de weersvoorspelling voor de volgende dagen erg slecht was. Zo hebben we toch wat gezonde lucht gehad en kunnen we beter tegen de regen de komende dagen.
Wij huldigen steeds vaker de Scandinavische uitspraak: ‘slecht weer bestaat niet, er zijn alleen slechte kleren’
Maar wanneer ik de volgende ochtend wakker word, regent het helemaal niet. Integendeel, in de lucht hangt dat frisse ik-ben-goed-uitgeblazen-gevoel. Het is koud en het waait nog altijd heel hard, maar niet zo hard dat we onze ochtendwandeling ervoor laten. Goed ingepakt lopen we de landweg af en de weiden in. Daar worden we onmiddellijk beloond: eerst zien we links een halve regenboog en verderop duiken z’n kleuren rechts de bomen in. Twee stralende stukken die straf licht geven. Wat verderop worden de twee stukken plots een reusachtige, volledige regenboog. Adembenemend.
De zon speelt spelletjes, nu schijnt ze weer wel, dan weer niet, er valt een beetje motregen tussendoor en kort daarna lopen we in stralend blauw en schijnt de zon hard in ons gezicht. Het weer is wisselvallig, zoals ze zeggen. Maar wij hebben de voorbije jaren geleerd om ons niet te snel te laten ontmoedigen om te gaan wandelen. België is nu eenmaal een land waar het vaak grijs en buiig is. Daarom huldigen wij steeds meer de Scandinavische uitspraak: “Slecht weer bestaat niet, er zijn alleen slechte kleren.”
Sjakie doen
Wat die kleren betreft, deed ik gisteren trouwens een grappige ontdekking. Na onze wandeling gingen we in een lokaal café een ‘sjakie doen’. Een ‘sjakie doen’ is de term die Walter heeft verzonnen om een lokaal café te benoemen waar we na een wandeling een biertje gaan drinken. Geen idee waar hij het vandaan haalde, maar we zijn altijd blij als we een traditioneel ‘sjakie’ vinden, zo’n oud dorpscafé met kleurrijke figuren. Dat was gisteren het geval. We zaten dus in een hoek van dat café, dronken ons bier en observeerden het cliënteel.
Het was een mengelmoes van oude mannen die aan de toog leken vastgegroeid, mensen die na hun werk snel een biertje kwamen drinken, en ook nog een paar toeristen. Plots moest ik heel hard lachen en zei tegen Walter: “Weet je, we wonen nu vijf jaar deeltijds in de Ardennen, en als ik zo rondkijk, zijn we ons precies zo gaan kleden als de locals. Warme broeken, gewatteerde geruite hemden, een fleece erover, een muts bij de hand. Bij ons is dit natuurlijk onze wandelkledij, maar eigenlijk blenden we perfect in dit café.”
Toen we na onze wandeling een café binnengingen, moest ik lachen. We zagen er net zo uit als die oude mannen die aan de toog waren vastgegroeid
Vandaag ben ik maar wat blij met die praktische en warme kledij, want de wind jaagt ons door de velden en snijdt waar hij maar kan. Ik heb een buff – zo’n nekwarmer – aan, een sjaal erover en een warme muts op mijn hoofd, en ik trek alles nog wat dichter tegen me aan. Ik trek meteen ook mijn mouwen over mijn handschoenen en bedek mijn neus. De zon is verdwenen en het waait steeds harder. We hebben nog een paar kilometer te gaan en stappen goed door. De bomen rondom ons schudden hun takken. Wat nog overeind staat aan begroeiing in de velden, ligt plat tegen de grond. We krommen ons een beetje en lopen tegen de wind in omhoog.
Het heeft wel iets, om zo in die razende wind te lopen. Ik voel me nietig en een speelbal van de elementen. Wanneer we aan het laatste rechte stuk naar ons huis komen, draait de wind en worden we letterlijk de heuvel opgeblazen. Het voelt alsof ik bijna zweef. Eenmaal binnen pellen we onze kleren af en steken we de haard aan. Rood en warm drinken we een tas warme soep, terwijl het buiten is gaan gieten. Maar die regenboog pakken ze me niet meer af.