“Als ik iets van mijn leven wilde maken, had ik maar één keuze: thuis vertrekken. Ik was zestien”
Celeste had als meisje van achttien al haar moeder én haar grote zus verloren, terwijl haar vader worstelde met een alcoholverslaving. Ondanks haar moeilijke jeugd bleef ze moedig knokken voor een mooie toekomst.
Gebroken gezin
“De bel doet het niet, maar ik zie je wel komen”, had Celeste (21) me van tevoren gezegd. Als ik aan het rijhuis met nummer vijf ben, twijfel ik. Ik heb lang in de file gestaan, waardoor ik wat aan de late kant ben. Klop ik op de deur, bel ik haar even? Maar nog voor ik kan beslissen, staat Celeste al voor me. “Kom binnen, het is op de tweede verdieping.”
Een steile, smalle trap brengt me naar haar flat. Die is klein, maar gezellig. “Ga zitten”, zegt ze, terwijl ze naar de armstoel wijst die aan het raam staat. Zelf zet ze zich neer op een kruk, want een zetel of een echte keukentafel heeft Celeste niet. Ze is maar alleen, zegt ze, haast verontschuldigend. Terwijl ze een glas water inschenkt, kijk ik rond me en blijft mijn blik hangen op twee foto’s die op het prikbord hangen. Aan de kleuren te zien, is het een wat oudere foto. “Dat ben ik samen met mama. En op de tweede zie je mijn vader met zijn vier dochters”, vertelt ze, terwijl ze nog meer foto’s uit een stapel papieren vist en ze een voor een aan mij geeft.
Op de foto lijkt het een fijne dag. Maar mijn zus zag zichzelf niet graag en werd ook niet graag gezien
Maar het laatste kiekje, dat houdt ze wat langer bij zich. “Het is het laatste wat ik heb van Charlotte. Als je deze foto ziet, wat denk je dan?”, vraagt ze me. Het onderschrift verraadt dat die genomen werd op de dag dat haar zus haar plechtige communie deed. Het moet een fijne dag geweest zijn, want Charlotte lacht haar tanden bloot, tussen een mama en papa die blinken van trots. Maar schijn bedriegt, weet Celeste. “Ik zie alleen maar een gebroken gezin. Een meisje dat zichzelf niet graag zag, en niet graag gezien werd. Omdat mama en papa weinig liefde hadden om te geven.” Ze spreekt in de verleden tijd, want alle mensen op die foto zijn er vandaag niet meer.
Vluchten van de realiteit
Celeste wordt eenentwintig jaar geleden als jongste van vier meisjes geboren. Haar ouders hebben dan al hun handen vol met een van de oudere zussen, die een zware beperking heeft. “Maar eigenlijk heb ik alleen maar mooie herinneringen aan mijn kindertijd. Op dagen als Sinterklaas, kerst of mijn verjaardag kwam ik altijd beneden in een living waar ik me een weg moest banen tussen de cadeaus en chocolade. Ik had als eerste de nieuwste Barbiepoppen en een PlayStation. Als kind is dat natuurlijk fantastisch.
Nu weet ik dat al die cadeaus een compensatie waren voor het gebrek aan liefde. Ik had dan wel een mooie pop, maar ik herinner me niet één keer dat mama of papa bij me is komen zitten om er samen mee te spelen. Niet één keer heb ik ze aan de schoolpoort zien staan – ik ging altijd met mijn oudere zussen, of zelfs alleen, naar huis. Niet één keer hebben ze me ’s avonds in bed gestopt, me een kus op mijn voorhoofd gegeven en ‘slaap lekker’ gezegd.
Maar ik begrijp waarom niet. Mijn zus heeft een zware beperking, zij had mama meer nodig dan ik of mijn twee andere zussen. En papa, die werkte van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, zodat mama thuis kon blijven. Voor mijn zus met een beperking. Alleen hebben ze die zorg erg onderschat. Als baby wist mama perfect wat ze moest doen: luiers verschonen, flesjes geven, slaapliedjes zingen…
Maar naarmate mijn zus ouder en sterker werd, verloor mama de grip op haar. Ze trok iedereen bij de haren, ze haalde de keukenkasten leeg, smeet het speelgoed in het rond. Mama had haar niet meer in de hand, dat woog op haar. Maar ze was te trots om dat toe te geven. Te trots om professionele hulp in te schakelen. Papa ook, trouwens. Ze zochten een uitweg, en die vonden ze uiteindelijk in de drank. In mijn kleutertijd heb ik mijn ouders nooit dronken gezien. Ze verdoezelden het. Zo dronk mama rum met cola en papa bier, wat leek op appelsap. Maar zodra ik naar de lagere school ging, viel al hun schaamte weg en werd er al van ’s morgens vroeg gedronken. Ik denk dat ze op dat moment gewoon de moed niet meer hadden om in het geniep te drinken, dat ze het idee hadden dat hun dochters oud genoeg waren om voor zichzelf te zorgen. De spanningen en de ruzies, die maakten ze wel weer goed met cadeaus.”
Mama was twee koppen kleiner dan mijn vader, maar als ze gedronken had, dan wist ze hem te overmeesteren
“Maar geen enkele pop kan geweld goedmaken. Mama was twee koppen kleiner dan mijn vader, maar als ze gedronken had, dan wist ze hem te overmeesteren. Ik herinner me nog een avond dat mama ladderzat een keukenmes uit de schuif nam en onze tuin in liep. Ze bleef maar zwaaien met dat mes naar mij en mijn zus met een beperking. ‘Waar is die vent?’, riep ze, waarmee ze mijn vader bedoelde. ‘Ik maak hem kapot.’ Uit angst ben ik beginnen te roepen, in de hoop dat iemand me zou horen. Daarna is mama als een gek in het plastic zwembad beginnen te steken.
Toen ze de dag nadien de ravage in de tuin zag, wist ze niet wat er gebeurd was. ‘Nee, dat heb ik niet gedaan’, zei ze dan, alsof er niets gebeurd was. Ik heb meerdere mensen – leerkrachten, buren, vrienden van mijn ouders – verteld over het geweld thuis, maar telkens kreeg ik de stempel van leugenaar. ‘Zulke vreselijke dingen mag je niet vertellen. Wees dankbaar dat je in zo’n warm nest groot mag worden’, zegden ze dan. Zij zagen natuurlijk alleen wat mama wilde dat ze zagen. Dochters die altijd piekfijn gekleed waren, met haar dat altijd perfect geborsteld was en die altijd met twee woorden spraken.
Voor de buitenwereld hadden mama en papa het helemaal voor elkaar. Alleen de buurvrouw, Caroline, wist beter. Maar als alleenstaande mama van vier kón ze niet veel doen. Maar wat ze deed – midden in de nacht komen bemiddelen tussen mama en papa bijvoorbeeld –, was al genoeg. Ze was en is een tweede mama voor mij, en daar ben ik haar nog altijd zo dankbaar voor.”
Een moeilijke keuze
“Het beeld van het perfecte gezin kreeg barsten toen mijn oudste zus Charlotte zichzelf van het leven beroofde op haar achttiende. Ze had borderline, en daar konden mijn ouders niet mee overweg, al is dat nog zacht uitgedrukt. Charlotte had heel erg het gevoel dat ze niet graag gezien werd. En als haar eigen moeder haar niet graag zag, wie dan wel? Ze zag geen enkele reden om er gewoon nog te ‘zijn’. (stilte)
De dag dat ze levenloos werd gevonden op haar slaapkamer, ik was twaalf, vergeet ik nooit. Mama zat stomdronken aan de keukentafel. Ze huilde niet, zei zelfs dat ze blij was dat ze van Charlotte verlost was. Dat was toch al één zorg minder. Die kilheid verbaasde iedereen. Net als de zelfdoding van mijn zus. Want waarom zou een meisje dat uit zo’n warm nest komt zoiets doen? Mama moet dat gevoeld hebben, want sinds die dag is ze nooit meer naar buiten gegaan. Niet om boodschappen te doen, niet om naar de dokter te gaan, niet om met vriendinnen een hapje te gaan eten. Ik denk dat ze zich in het nauw gedreven voelde, waardoor ze nog meer begon te drinken. Zoveel dat het haar twee jaar later fataal werd.
Ik was veertien en bleef achter met een vader die z’n verdriet wegspoelde met alcohol, en een zus met een beperking, die ik niet de zorg kon geven die ze nodig had. Uiteindelijk was het mijn tweede oudste zus Noor – zij ging na het overlijden van mama uit huis – die aan de alarmbel trok. Zij stapte naar het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk, red.). Een maatschappelijk werkster kwam langs en zette alles in gang om mij en mijn zus met een beperking daar weg te halen. Mijn zus werd meteen geplaatst in een voorziening, wat een hele opluchting was.
En ik? Mij gaf ze twee mogelijkheden: ofwel liet ik me vrijwillig opnemen in een jeugdinstelling, ofwel moest de rechter beslissen over mijn lot. Ik was zestien, minderjarig dus. ‘Maar ik ga heel eerlijk zijn: als het gerecht er zich eenmaal mee bemoeit, is het moeilijk om ervan af te geraken’, zei die maatschappelijk werkster. ‘Als je iets van je toekomst wilt maken, is dit het moment.’ ”
Ik weet dat papa een goede vader wilde zijn, maar dat hij het niet kon
“Het was geen makkelijke beslissing. Langs de ene kant wilde ik bij papa blijven, want ondanks dat hij me al jaren verwaarloosde, wist ik dat hij me graag zag. Ik wist dat hij zich zijn leven anders had voorgesteld. Dat hij een goede vader wilde zijn, maar het niet kón zijn. Hij was immers zelf groot geworden in een gezin waar hij geregeld klappen kreeg van zijn vader. Hetzelfde geldt voor mama. Ze zijn alle twee thuis kunnen ontsnappen door met elkaar te trouwen, wat uiteraard geen goed fundament is, en kinderen krijgen was het logische gevolg.
Mama en papa hadden het zo graag anders dan hun ouders willen doen, maar ze wisten niet hoe. Ze hebben die kans nooit echt gekregen. Ik kreeg die nu wel. Als ik de vicieuze cirkel wilde doorbreken, had ik maar één keuze: vertrekken. Dus dat deed ik. Op een ochtend propte ik snel wat kleren in een tas en sloop ik naar buiten, zonder mijn vader gedag te zeggen. Omdat ik wist dat hij boos ging zijn, omdat ik niet met slaande deuren wilde vertrekken. Of erger: toch zou blijven.”
Met vallen en opstaan
“Ik verbleef meer dan een jaar in de jeugdinstelling. Ik had er mijn eigen studio om voor mezelf te leren zorgen. Boodschappen doen, koken, wassen, strijken, poetsen, studeren… Hoewel ik veel van die dingen eigenlijk niet meer hoefde te leren, want sinds mijn twaalfde, nadat mijn oudste zus was overleden, deed ik alles al alleen. Maar het was goed om even op adem te komen. Voor het eerst in lange tijd ging ik niet slapen in angst, angst voor wat ik de volgende ochtend zou aantreffen. Een vader die zijn roes uitsliep op de zetel? Een koelkast zonder eten of drinken? Een aanrecht vol lege flessen? Wat niet wil zeggen dat ik er hélemaal tot rust kwam, want iedereen die in het centrum zat, zat er voor een reden. Sommige meisjes hadden net als ik nooit een echte thuis gehad, anderen werden ‘geplaatst’, omdat ze het verkeerde pad hadden gekozen.
Om die reden ben ik daar nog voor mijn achttiende verjaardag weer vertrokken. Ik was er tenslotte vrijwillig, dus ik mocht gaan en staan waar ik wilde. Als ik iets van mijn leven wilde maken, moest ik mijn verleden achter me laten, en dat ging niet op een plek waar de tristesse van de muren druipt. Vóór mijn vertrek had ik alles al goed uitgekiend: ik wilde gaan studeren, maar zonder een inkomen ging dat natuurlijk niet. Dus zocht ik eerst een job. Inmiddels had een vroegere vriendin van mijn oudste zus Charlotte me verteld dat ze samenwoonde met een vriendin en dat er een kamer vrij was. ‘Als je de huur kunt splitsen in drie, heb je nog wat over om van te leven.’ “
Vol goede moed startte ik in mijn eerste jaar orthopedagogie, maar na twee maanden ben ik ermee gestopt.
“Eens ik bij hen was ingetrokken, schreef ik me in aan de hogeschool. Dat was met een bang hartje. In het middelbaar zat ik in het beroepsonderwijs. Daar werd me altijd gezegd dat ik niet slim genoeg was om verder te studeren. ‘Maak je geen illusies, dat is te hoog gegrepen.’ Wat als ze gelijk hadden? Tegelijk was het nooit mijn keuze geweest om haartooi te doen. Ik vond het verschrikkelijk, maar ik moest van mama. Had ik zelf mogen kiezen, dan was ik naar het kunstonderwijs gegaan.
Nu kon ik zelf mijn keuzes maken: ik wilde orthopedagoge worden, en er was niemand die dat in de weg stond. Vol goede moed startte ik in mijn eerste jaar, maar na twee maanden ben ik ermee gestopt. Niet omdat ik het niet kon, maar omdat toen mijn vader overleed. Ook al had ik geen contact meer met hem, toch was ik er het hart van in. Want wat bleef er van mijn gezin nog over? Mijn mama en Charlotte was ik al kwijt, mijn zus met een beperking zat in een voorziening en mijn band met Noor verliep moeizaam. Op die zeldzame keren na dat ze me een duwtje in de rug gaf, was zij vooral bezig met haar eigen leven. Wat ik heel goed begrijp, maar toch. Met het overlijden van mijn vader voelde het alsof er niets meer overbleef van wie ik was.”
Voor Charlotte
“De voorbije twee jaren, na de dood van mijn vader, waren een heuse ontdekkingstocht. Ik heb stilgestaan bij wie ík ben. Alleen al de kleren die ik van thuis had meegenomen, voelden niet als mezelf. Ik hield helemaal niet van de fleurige topjes en zwierige jurkjes die mama voor me kocht. Maar ik wist tot dan gewoon niet beter. En… ik had het geld niet voor een nieuwe garderobe. Tot de erfenis van mijn vader vrijkwam. Begrijp me niet verkeerd, ik had liever gehad dat mijn vader er nog was, dat hij hulp had gekregen en nog iets moois van zijn leven had kunnen maken. Maar de realiteit was anders.”
Volgend jaar studeer ik af als leerkracht godsdienst. Ik wil er zijn voor de jeugd, ik wil de persoon zijn die ik zelf vroeger heb gemist
“Ik besliste om met het geld mijn leven in handen te nemen. Ik zocht een betaalbaar appartement voor mezelf en schreef me opnieuw in aan de hogeschool. Niet voor orthopedagogie, maar voor leerkracht secundair onderwijs. In september begin ik aan mijn laatste jaar, dus als alles goed gaat, studeer ik volgend jaar in juni af als leerkracht godsdienst. Niet dat ik elke dag naar de kerk ga, maar het is een van de weinige vakken waarin je écht iets kunt betekenen voor jongeren. Zo had ik onlangs in de klas een gesprek over familiaal geweld, wat begon met het bijbelverhaal waarin Kaïn zijn broer Abel vermoordde. In zulke lessen creëer je een vertrouwensband, en dat is waarom ik leerkracht wil worden: om er te zijn voor de jeugd. Om die persoon te zijn die ik vroeger gemist heb. Die mijn zus Charlotte gemist heeft.
Hoewel het pijn doet om naar de plechtige-communiefoto van mijn oudste zus te kijken, geeft het me de kracht om niet op te geven. Charlotte, maar evengoed mijn ouders, hebben de kans niet gekregen om iets van hun leven te maken, dus doe ik het in hun plaats. Dat is het minste wat ik kan doen.”