Annick

Over een verwoestende brand bij de buren

“Urenlang vecht de brandweer voor ons huisje. We kunnen niet anders dan toekijken”

Annick Ruyts werkte jarenlang voor VRT, nu schrijft ze vooral. Samen met Walter woont ze deels in hartje Brussel en in een Ardens dorpje. Ze heeft twee zonen en een plusdochter.

Drukte van jewelste

We genieten van een heerlijk weekend. Mama is mee naar de Ardennen, de zon schijnt en in de tuin staat alles volop in bloei. We genieten van het buitenleven, de rust, en verzuchten dat het hier toch echt een heerlijke plek is. Niets doet vermoeden dat we dat plekje enkele uren later bijna kwijt zullen zijn… Na de lunch pakken we alles rustig in en vertrekken naar Brussel en Schoten. Omdat er wegenwerken zijn op de autosnelweg, nemen we kleine wegen. En weer genieten we van de natuurpracht.

Wanneer we drie kwartier onderweg zijn, krijg ik telefoon van Brigitte. Brigitte is onze overbuurvrouw in het Ardennenhuis en ze heeft een sleutel. Ze zet onze vuilbak buiten en houdt een oogje in het zeil. Ze belt nooit zomaar, dus dat ze nu wel belt, drie kwartier na ons vertrek, is heel bizar. Als ik opneem, hoor ik dat ze helemaal over haar toeren is. Er is brand uitgebroken in het huis van onze buurman, er zijn heel grote vlammen en het vuur slaat over op ons huis. Of we onmiddellijk kunnen terugkomen.

Het doet iets met je als je een huis ziet afbranden, zeker het huis naast dat van jou.

Walter neemt de volgende afslag en rijdt voor zijn doen verschrikkelijk snel terug naar ons dorpje. Het is heel stil in de wagen. We nemen de laatste bocht naar ons dorp. Op het anders zo stille pleintje heerst nu een drukte van jewelste. Vier grote brandweerwagens staan achter elkaar, er is politie en de elektriciteitsfirma is aanwezig. Zowat de hele buurt staat op straat. Een hoop brandweermannen is druk in de weer. Ze wisselen elkaar af om het huis naast ons binnen te gaan. We zien grote rookpluimen uit het dak komen en ook op het onze ligt rook. De buren kijken ons meewarig aan.

Een paar buurvrouwen knijpen even in mijn arm als ik voorbijkom. Het doet iets met je als je een huis ziet afbranden, zeker het huis naast dat van jou. En wij hebben de grote vlammen niet eens gezien. En de explosies niet gehoord.
Wanneer wij aankomen, hebben ze het huis van onze buurman al opgegeven en proberen ze volop het onze te redden. Het zijn twee oude huizen die naast elkaar staan. De oude houten steunbalken zijn op bepaalde plaatsen met elkaar verbonden. De brandweer is verwoed bezig die te blussen. Ze zagen de steunbalken door zodat de hitte zich niet verder verspreidt.

Bang afwachten

Er is een perimeter ingesteld, we moeten afstand houden en kunnen niet anders dan machteloos toekijken. Mijn moeder krijgt een stoel, de overbuurvrouw brengt een glas water. Een vriendelijke politieagent noteert onze identiteitsgegevens. Stuk voor stuk komen onze buren ons zeggen hoe erg ze het vinden. Hoe ze hebben gezien dat wij ons oude huisje jaar na jaar hebben opgeknapt en hoe we ervan genieten. Hun hart bloedt bijna even hard als het onze. Een buurvrouw vertelt hoe ze het water uit onze ramen heeft zien gutsen bij het blussen, en denkt dat de schade waarschijnlijk heel erg is.


Urenlang vecht de brandweer voor ons huisje. Ze halen halsbrekende toeren uit op het dak van de buurman, gooien een smeulende houten balk buiten en riskeren toch wel wat in onze ogen. Een brandweerman komt buiten, drinkt een heel flesje water, spuwt het uit en vloekt dat er veel rook is. Plots steekt een andere zijn hoofd door ons dakraam, daar waar we slapen. We weten op dat moment niet of dat een goed of een slecht teken is. Het hele dak van ons buurhuis gaat er af. Het ziet er verschrikkelijk uit vanbinnen. De buurman staat toe te kijken met een biertje in zijn handen. In zijn ogen een peilloze blik. Het is zijn huis, maar er woont niemand.

Nu we eindelijk gehoopt hadden om uit de werken te zijn, zitten we er weer middenin. Maar we zijn ons nest niet kwijt, en dat is wat telt.

Na twee uur krijg krijgen we eindelijk een teken dat we ons huis binnen mogen. Het afgebrande huis staat rechts van het onze. “Hou links!” roept een brandweerman ons na. Met een klein hartje stappen we de drempel over. Kamer na kamer zien we welke ravage de brand heeft aangericht, en al bij al valt het nog mee. In onze fantasie was het erger. Hoe hoger we gaan, hoe groter de schade, vooral door het water. Ons dak en de bovenverdieping zijn er erg aan toe. Nu we eindelijk gehoopt hadden om uit de werken te zijn, zitten we er weer middenin. Maar we zijn ons nest niet kwijt, en dat is wat telt.

Meer columns

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."