Annick
“Ik heb nog altijd een haat-liefdeverhouding met Brussel, maar eten scoort heel hoog op de schaal van de liefde”
Annick Ruyts werkte jarenlang voor VRT, nu schrijft ze vooral. Samen met Walter woont ze deels in hartje Brussel en in een Ardens dorpje. Ze heeft twee zonen en een plusdochter.
Over hoe fijn wonen in een grootstad kan zijn
Of hij ‘baharat’ heeft, vraag ik. Hij lacht en zegt dat baharat het Arabische woord voor ‘kruiden’ is. En welke kruiden ik dan wil? Ik zeg hem dat het een bepaalde kruidenmix is uit een recept van Ottolenghi. In het recept staat baharat. Hij wil me vervolgens ras el hanout verkopen, maar ik weet dat dat een andere mix is. Hij lacht nog harder en ik zeg dat ik het zal opzoeken en dan terugkom voor de ingrediënten.
Mijn Marokkaanse kruidenier Abdel en ik komen goed overeen. Ik stel hem vragen over kruiden en bereidingen voor tajines. Hij vraagt soms welke groenten ik lekker vind en koopt die dan aan voor zijn winkel. Zo kan ik bijvoorbeeld sinds twee jaar asperges kopen bij hem. Vroeger verkocht hij die niet. Abdel en zijn broers hebben een grote groentewinkel op de hoek van mijn straat en ik kom er dagelijks. Ik ga er om onbekende smaken te ontdekken en originele recepten uit te proberen. Zo makkelijk dat ik daar maar de straat voor moet oversteken.
In mijn straat alleen al zijn er drie Marokkaanse kruideniers, twee Marokkaanse koekjesbakkerijen, een Griekse supermarkt, een Griekse wijnhandel en een Roemeens restaurant. Wil ik Koreaans of Japans koken, dan hoef ik minder dan vijfhonderd meter te stappen, verse koriander vliegen ze elke dag in uit Marokko en wanneer mijn schoondochter een taco-pers vraagt, dan koop ik die in een Mexicaanse winkel op een tramrit van hier. Wat geniet ik van de kleine buurtwinkels die elk hun eigen herkomst hebben.
Een exotisch etentje voor vrienden? Vlak bij huis vind ik alle ingrediënten, met extra tips erbij
Buiten het centrum waar ik woon, zijn er in Brussel nog veel andere wijken en in elke wijk is er wel een gemeenschap die zijn winkels en restaurantjes meebrengt. Wil ik de heerlijke pastéis de Belém, de befaamde taartjes uit Lissabon, dan ga ik naar een bakker in Sint-Joost-ten-Node. Voor Argentijnse empanada’s is Sint-Gillis dé plek. Voor Turkse ingrediënten trek ik naar de Brabantstraat in Schaarbeek. In Matonge waan ik me in Afrika en in Molenbeek haal ik lekkere vis bij een hele vrolijke visboer. Dat is zo inspirerend voor een hobbykok als ik.
Als ik boodschappen doe, ga ik vaak te voet en zo leer ik de stad nog beter kennen. Ik heb nog altijd een haat-liefdeverhouding met Brussel, maar eten scoort heel hoog op de schaal van de liefde. Je vindt hier alles. Dankzij mijn collectie exotische kookboeken maak ik vaak geurige, onbekende schotels wanneer er vrienden komen eten. Voor eender welk recept weet ik dat ik de ingrediënten wel ergens zal vinden in deze stad en er desgewenst extra uitleg bij krijg.
Vorige week stond ik met een zak okra aan de kassa van de grote Afrikaanse supermarkt. Ooit veranderde okra in een slijmerige brij toen ik ermee kookte. Nu vertelde de vrouw aan de kassa dat ik okra op een hoge temperatuur moest bakken zodat het slijmerige laagje meteen verdampt en hij lekker droog blijft. Fluitend trok ik met mijn zakje naar huis.
Als inwoner probeer ik die leuke gesprekjes met de winkeliers heel erg te koesteren
In veel van die winkels ontstaan leuke gesprekjes. De ene keer gaat het over het eten, dan over waarom ik vijfentwintig taartjes koop en daar mijn collega’s mee wil verrassen. Soms vertellen de winkeliers over de gevolgen van de inflatie en hoe alles zo veel duurder wordt. En dat ze het moeilijk vinden om dat aan hun klanten door te rekenen. Ze informeren naar de kleinkinderen. Ik naar hun kinderen. Dat is samenleven in een grootstad. Dat is de mooie kant. Als inwoner probeer ik dat heel erg te koesteren. Als ik alleen maar naar de problemen zou kijken, en die zijn er in groten getale, dan zou ik verhuizen.
Deze morgen scheen de zon nog laag door de straat. De eerste tekenen van herfst hingen in de lucht. Abdel was zijn winkel aan het openen en zijn groenten aan het uitstallen. Hij wenkte van ver met een brede zwaai. “Madame!”, riep hij en hij toonde me een bak met niet al te verse abrikozen. “Deze heb ik opzij gezet voor u. U maakt confituur. 1 euro.” En zo pruttelen de abrikozen nu op mijn vuur en kan ik nog wat zomer bewaren in een potje.
Meer van onze columnisten:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!