Annick
“Door in de Ardennen veel dichter bij de natuur te leven, ben ik iemand geworden met drie boeken over vogels in de kast”
Annick Ruyts werkte jarenlang voor VRT, nu schrijft ze vooral. Samen met Walter woont ze deels in hartje Brussel en in een Ardens dorpje. Ze heeft twee zonen en een plusdochter.
Over kwetterende musjes en jagende wouwen
Mensen die mij bellen terwijl ik in mijn tuin zit, maken altijd een opmerking over het gekwetter van de vogels. Dat is hier nogal wat. Er wonen vier mussenfamilies in gaten in de achtergevel van ons huis. En bij de buurman zit een familie spreeuwen.
Onze huismussen zijn zo goed als tam. Wanneer we aankomen in de Ardennen en zacht naar de tuindeur gaan, is ons gazonnetje bezaaid met mussen. Ze vliegen allemaal op als we de deur opendoen. Maar wanneer we stil in de tuin zitten, komen ze heel dicht. De twee dappersten trekken zelfs onze keuken in wanneer de deur openstaat.
Vogels hebben me nooit erg geïnteresseerd. In de stad hebben we vooral last van duiven en hun uitwerpselen. Daar is bovendien zo veel lawaai dat elk vrolijk gekwetter overstemd wordt. Door in de Ardennen veel dichter bij de natuur te leven, ben ik iemand geworden met een vogelposter in de keuken en drie boeken over vogels in de kast.
In de stad is er zo veel lawaai dat elk vrolijk gekwetter overstemd wordt
Mijn echtgenoot, die evenveel een stadsmens is als ik, heeft nu een app om vogel-geluiden te herkennen. Twee jaar geleden kocht ik zelfs een kleine verrekijker voor zijn verjaardag. Zo kon hij gaan spotten. We kennen het geluid van een buizerd en weten in welk bos er koekoeken zitten.
Vorige zomer heb ik een heel uur muisstil op een bankje gezeten in een veld. Ik was er met een emmer en een schaar opuit getrokken om braambessen te plukken. Het jaar daarvoor was de oogst groot: meer dan tien kilogram confituur heb ik kunnen maken. Dagen waren we op pad om te plukken. Maar afgelopen zomer was het te heet en hingen de bessen verbrand aan de struiken. Slechts hier en daar kon ik achter doornig struikgewas wat dikke donkere vruchten plukken.
Terwijl ik bezig was om met zo weinig mogelijk schrammen de bessen te plukken, klonk er een schel geluid boven mijn hoofd. De hele zomer lang al hadden we een koppel rode wouwen geobserveerd. Ze woonden in een bosje vlakbij en vlogen vaak over de velden waar wij wandelen. Prachtige beesten. Het waren zij die het schelle geluid maakten, een langgerekte schreeuw.
Ik zette mijn emmertje neer en zocht aan de hemel naar het koppel. In plaats van twee, zag ik vier vogels. En ze haalden vreemde toeren uit. Ik wist niet wat ik zag. Ze buitelden in de lucht over elkaar heen, maakten veel lawaai, vlogen twee aan twee en dan weer op elkaar af. Ik wist niet wat ik moest denken. Waren ze aan het vechten? Was er een rivaal in het spel? Ging het om territorium? Ik kon mijn ogen er niet van afhouden.
Foto’s maken met een gsm is in dit geval hopeloos, maar toch probeerde ik de dolle vluchten van het vierspan vast te leggen om aan Walter te tonen. Bijna een uur heeft het geduurd. Toen waren ze te ver om ze nog te kunnen zien. Ik nam het emmertje met de twintig braambessen die ik had geplukt en spoedde me naar huis waar ik verrukt over het schouwspel vertelde. Een bevriend vogelkenner vertelde me later dat het geen gevecht was. Ze waren hun jongen aan het leren jagen.
Ik blijf het een voorrecht vinden dit te kunnen zien. Zoals ik veel dingen van Moeder Natuur prachtig vind. Iets waar we maar beter zuinig mee omspringen. Hommels op het basilicum, vlinders op de lavendel, bijen in de bloemen, de kwetterende musjes in onze gevel. We zagen zelfs van dichtbij hoe een mussenpaar een kleintje probeerde te redden dat in onze tuin was terechtgekomen.
Wat een voorrecht om die vogels te zien buitelen. We dragen maar beter zorg voor Moeder Natuur
En iedere avond tegen zonsondergang valt heel die beestenboel stil. Dan wordt het rustig boven het land. Die rust is een weldaad waar ik veel ben van gaan houden. Nu de zomer voorbij is zitten er nog wel vogels in de tuin, maar hoor je geen gekwetter meer. We glijden een ander seizoen in. De koppels die in het voorjaar en de zomer hard gewerkt hebben om hun kleintjes groot te krijgen moeten nu zien dat ze zelf een dik verenpak kweken en genoeg vet voor de winter.
Straks komt de koude periode en haal ik het voederhuisje boven. Dan hang ik vetbollen in de bomen en leg ik nootjes. Door het raam zien we dan hoe ze komen eten. En wachten we tot ze weer beginnen aan te vliegen met takjes om een nest te bouwen in ons huis.
Meer van onze columnisten:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!