Hannelore

Uit het hart van Hannelore: “Het is een keuze, wel of niet gelukkig zijn met wat je hebt. Ik weet tenminste wat te kiezen”

Begin vorig jaar verloor Hannelore (36) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haarΒ columnsΒ vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.

‘DiΓ© Hannelore’

Op weg naar huis kruis ik op de fiets een oude bekende. We hebben elkaar al heel lang niet gezien, zo gaat dat soms, maar ik noem haar voor het gemak even β€˜de vriendin’. We stoppen, manoeuvreren ons met onze fietsen naar een kant van het fietspad. Zij is meteen haar uitbundige zelf, niks veranderd, ik moet even loskomen, zo gaat het wel vaker.

Elkaar lang niet zien, zorgt ervoor dat bijpraten niet echt bijpraten is, want er is te veel te vertellen en daar ontbreekt de tijd dan weer voor. Maar we doen ons best om samen te vatten hoe het met ons gaat. Het valt me op dat ze om het onderwerp β€˜Stijn’ heen loopt. Ik neem het haar niet kwalijk en voel me ergens opgelucht dat het niet meteen over verdriet hoeft te gaan.

Terwijl we over ons stuur hangen en elkaar vragen hoe de dagen gaan, horen we het gerinkel van een fietsbel, waarop een andere vrouw zich luid lachend bij ons voegt. De vriendin en de vrouw kennen elkaar, de vrouw en ik worden wat halfslachtig aan elkaar voorgesteld. We staan wat onhandig bij elkaar, drie vrouwen met een fiets tussen hun benen.

De pas gearriveerde vrouw moet ventileren, dat is duidelijk, en trekt het gesprek naar zich toe. In enkele seconden weet ik dat ze een bewust ongehuwde moeder is, met twee kinderen, en dat haar leven on-waar-schijn-lijk zwaar om dragen is.

“Terwijl ik wegfiets, denk ik: voor anderen ben ik dus β€˜die Hannelore, je weet wel, die vrouw die haar man verloor en achterbleef met twee jonge kinderen'”

De vriendin haalt aan dat gescheiden zijn ook geen pretje is, dat ze de week met de kinderen niet te onderschatten vindt. De andere vrouw moppert dat de vriendin tenminste elke keer een week weer op adem kan komen. De vriendin knikt, maar zegt dat ze dan wel een week haar kinderen moet missen. De andere vrouw trekt grote ogen, zegt dat ze geld zou geven om haar kinderen eens een week elders te mogen droppen. De vriendin schaterlacht, zegt meteen daarna dat het nieuwe lief van haar ex een jaloers wicht is. De andere vrouw zegt dat ze zelfs een jaloers wicht op haar kinderen zou laten passen. De vriendin zegt dat ze alvast blij is dat dat wicht nu met haar ex opgezadeld zit, dat ze er zelf geen last meer van heeft. De andere vrouw zegt dat mannen nergens toe dienen, dat ze er alleen eentje in huis zou willen hebben zodat hij voor haar kinderen kan zorgen.

Terwijl de vriendin lacht en de andere vrouw menigmaal met haar ogen draait, zwijg ik, blij dat ik een mondmasker draag, zodat de verbeten trek om mijn mond niet zichtbaar is.

β€œO”, zegt de vriendin ineens. Het klinkt bijna als een hik die uit haar keel opspringt. Ze slaat haar hand voor haar mond, wat er op zich al wat idioot uitziet, gezien het mondmasker. Met grote ogen kijkt ze me aan. De andere vrouw werpt haar een niet-begrijpende blik toe. Ik glimlach – meer om de ongemakkelijkheid dan om wat er reeds gezegd is –, besef dat de vrouwen dat niet kunnen zien en zeg: β€œGeen stress, ik kan het aan.”

De vriendin draait zich naar de vrouw, zegt: β€œHaar man is…”

β€œO,” hikt nu ook de andere vrouw met grote ogen, β€œben je dΓ­Γ© Hannelore?!”

Ik zwijg even, zeg dan: β€œBlijkbaar wel…” en mompel dan iets over boodschappen doen en de kinderen halen. Beide vrouwen knikken, opgelucht dat er al wordt afgerond.

β€œIk doe het toch maar, hΓ©. Alleen achterblijven en nog altijd overeind staan”

Terwijl ik wegfiets, denk ik: voor anderen ben ik dus β€˜die Hannelore, je weet wel, die vrouw die haar man verloor en achterbleef met twee jonge kinderen’. Ik merk hoe ik mijn handen steviger rond de handvaten van mijn stuur klem, als om tranen tegen te houden. Natuurlijk ben ik die Hannelore, dat weet ik ook wel, maar de blik in de ogen van de vrouw, jezus, wat werd ik daar triestig van.

Terwijl ik afdraai, stop en mijn fiets tegen de gevel van de winkel zet, zeg ik stil en tegen niemand in het bijzonder: β€œMaar ik doe het toch maar, hΓ©. Dat achterblijven en nog altijd overeind staan.”

Bij het afrekenen is de vrouw aan de kassa opmerkelijk vriendelijk, alsof ze aanvoelt dat ik even een lastig moment heb. We glimlachen wat naar elkaar, achter onze mondmaskers. Terwijl ik de winkel uitloop, denk ik: het is een keuze, wel of niet gelukkig kunnen zijn met wat je hebt. En ik weet tenminste wat te kiezen.

LEES MEER VAN HANNELORE BEDERT:

Volg ons opΒ Facebook,Β Instagram,Β PinterestΒ en schrijf je in op onzeΒ nieuwsbriefΒ om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."