Begin vorig jaar verloor Hannelore (35) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.
Onze columniste in het kort:Β Hannelore Bedert is bij het grote publiek bekend als singer-songwriter, en auteur van βLamβ, waarmee ze de Bronzen Uil publieksprijs 2019 won.
Lotgenoten
In het postkantoor begint een vrouw tegen me te praten. Ze meldt me dat ze net haar verjaardag heeft gevierd. Negentig werd ze, en ze is nog moe van het feesten. Ze zegt het met kleine lichtjes in haar ogen, fier en glunderend staat ze me aan te kijken. Ik feliciteer haar, glimlach en weet niet goed wat te zeggen. We staan met velen bij de loketten aan te schuiven, ik sta wat onwennig achter haar in de rij. Ze is minstens twee koppen kleiner, ik voel me een reuzin ten opzichte van het kleine, gebogen vrouwtje. Alsof ze mijn ongemak aanvoelt, begint ze verder te praten. Oudere mensen zijn vaak zoals kinderen, hun ongeremdheid breekt harnassen open.
βVijf kinderen, heb ik. En zeventien kleinkinderen en al zes achterkleinkinderen. En ze waren er allemaal.β βWat fijn voor uβ, zeg ik, nog steeds wat ongemakkelijk. βDat is een grote familie.β De vrouw knikt. βIk heb wel een dutje moeten doen. Dat jong grut wil de hele tijd dansen, ik kan dat zelf niet meer zo goed. Maar ik kijk wel graag.β
Voor ons schuift de rij traag verder. De vrouw lijkt even in gedachten verzonken, richt dan haar hoofd weer op. βNu ja, eigenlijk had ik zeven kinderen. Mijn oudste zoon is gestorven. Dertig was hij,β zegt ze, βaangereden door een vrachtwagen. En mijn tweede zoon is gestorven toen hij bijna veertig was. Iets met zijn hart, zeiden ze, maar we gaan het nooit zeker weten.β
Ze staart voor zich uit, heeft er geen idee van hoe dichtbij haar verhaal ineens komt. Mijn zintuigen staan meteen op scherp, ineens vraag ik me niet meer af waarom we dit gesprek voeren, als twee vreemden.
βMaar het was een heel mooi feestβ, gaat de vrouw verder. βMijn man vond het ook prachtig.β Hoewel de gedachte aan zonder Stijn oud worden mij pijn doet, zeg ik oprecht: βZo mooi, al zolang samenβ¦β Ze schudt haar hoofd. βNee, hoor, de vader van mijn kinderen is al heel lang dood.β
“Ik haal diep adem, vergeet even hoeveel volk er om ons heen staat. ‘Mijn man is ook dood’, zeg ik.Β ‘Nog niet eens een jaar.'”
Ze glimlacht, ietwat droevig ineens, en het tikkeltje jaloersheid dat bij mij de kop had opgestoken, verdwijnt meteen. βIk was nog geen veertig toen hij stierf. Daarna ben ik hertrouwd.βΒ Ik haal diep adem, vergeet even hoeveel volk er om ons heen staat. βMijn man is ook doodβ, zeg ik. βNog niet eens een jaar.β
De vrouw kijkt me peinzend aan, zwijgt even en vraagt dan of ik kinderen heb. βTweeβ, antwoord ik, waarop ze zegt dat dat nog meevalt. En dat ik er sterk uitzie.Β Daarna draait ze zich bruusk om, alsof het gesprek met die laatste zin afgerond is. Ik weet niet wie zich ongemakkelijker voelt nu, zij of ik.
Enkele seconden later staat ze aan een loket en wenkt een andere bediende mij naar het zijne. Terwijl de man zonder een woord te zeggen mijn brieven weegt, afstempelt en opzij schuift, kijk ik het vrouwtje van opzij aan en vraag me af of ik had moeten zwijgen. Ze moet het verdriet in mijn ogen toch gezien hebben? Zal ik ook zo praten wanneer ik haar leeftijd heb bereikt? Zal ik dan ook zeggen βmijn man is gestorven toen ik 34 wasβ, alsof het simpelweg geen pijn heeft gedaan? En zullen mensen dat dan ook aanhoren als een simpel fait divers? Op die leeftijd trouwde ik, er was de geboorte van mijn twee kinderen, ik maakte muziek, op die leeftijd stierf mijn man, onze hond verdween, ik veranderde al eens van job, ik schreef wat boeken, ik verloor nog iemand, er stierven vrienden en familieleden, ik leerde mijn kleinkinderen kennen, nu ben ik jarig, dit was mijn leven, einde verhaal. Zoiets?
Buiten sta ik te rommelen aan het slot van mijn fiets. Terwijl ik mijn muts over mijn oren trek, voel ik een hand op mijn rug. Als ik me omdraai, staat de oude vrouw voor me.Β βMag ik je een knuffel geven?β vraagt ze.Β En hoewel ik altijd weigerachtig sta tegenover aanrakingen van vreemden, laat ik mij omarmen door het kleine vrouwtje.
βHet gemis gaat nooit over,β zegt ze zacht, βdaarvoor heb je hem te graag gezien. Maar je moet wΓ©l opnieuw gelukkig worden.β
βHet gemis gaat nooit over,β zegt ze zacht, βdaarvoor heb je hem te graag gezien. Maar je moet wΓ©l opnieuw gelukkig worden.βΒ Dan laat ze me los en wandelt ze traag weg. Het duurt een tijdje voor ik mijn fiets uit het rek haal.
Als ik haar wat later op de fiets passeer, zwaaien we even. Twee lotgenoten, hoewel zo verschillend in tijd en leven. Soms is er niet veel nodig om elkaar te begrijpen.
Lees meer van Hannelore Bedert:
- Uit het hart van Hannelore: βEr is zoveel om kwaad over te zijn. Maar na elke zwarte gedachte komt meestal iets mooisβ
- Uit het hart van Hannelore: “Hoe graag je ook gezien wordt, je kunt niet elk uur van de dag praten over je verdriet”
- Uit het hart van Hannelore: “Aan de muren hangen tientallen foto’s. Wat waren we mooi met z’n vier”
Volg ons opΒ Facebook,Β Instagram,Β PinterestΒ en schrijf je in op onzeΒ nieuwsbriefΒ om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!