Begin vorig jaar verloor Hannelore (36) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.
Noch ruzie, noch warmte
Tijd. Het was één van de weinige dingen waar Stijn en ik woorden over konden hebben. Hij kwam zo goed als overal te laat. Altijd was hij nog wel ergens mee bezig, of had hij zijn dag niet goed ingedeeld. Althans, dat was hoe Γk het zag, hij zei: βEr zijn gewoon te weinig uren in een dag voor al het leuks dat ik wil doenβ en haalde daarmee mijn frustratie onderuit.
Telkens als ik jammerde: βSinds ik met jou samen ben, heb ik de reputatie overal te laat aan te komen!β repliceerde hij: βJa, maar je komt wel altijd te laat aan mΓ©t een toplief.βΒ Hij had een punt.
“Het leven is te kort om je op te jagen, ook dat heb ik het afgelopen jaar geleerd”
Zelf kwam ik net overal te vroeg aan, wat natuurlijk ook maar saai is. Je fietst nog enkele extra toertjes, of je zit lang te wachten tot je afspraak ook het cafΓ© binnenwandelt, maar meestal komt het er gewoon op neer dat je met je vingers moet zitten draaien. Sinds Stijn er niet meer is, probeer ik die saaiheid te doorbreken en niet meer zo krampachtig de tijd in de gaten te houden. Het leven is te kort om je op te jagen, ook dat heb ik het afgelopen jaar geleerd.
Vandaag echter heb ik een afspraak waarbij ik in geen geval te laat mag komen, dus heb ik toch maar een trein vroeger genomen (ik hoor Stijn stiekem lachen). Als ik op mijn bestemming ben aangekomen, heb ik uiteraard nog wat tijd te doden. Het park wat verderop biedt soelaas, ik rits mijn jas dicht, trek mijn muts diep over mijn oren en begin aan mijn tocht. Het is stevig aan het waaien, dus het gigantische park ligt er verlaten bij. Gedurende de eerste tien minuten kom ik geen ziel tegen.
Na enige tijd zie ik in de verte op het pad een koppel naderen. Zij praat luid, scherp en ondersteunt haar gekrijs met wilde armbewegingen. Hij duwt haar, telkens als ze te dicht bij hem komt, krachtig van zich weg. Het is een grotesk en luidruchtig tafereel waar niemand naast kan kijken. En aangezien er, buiten ikzelf, niemand anders op het pad aanwezig is, word ik naar het schouwspel toegezogen.
Terwijl zij roepend tegen elkaar dichterbij komen, en ik hen wat weggedoken in mijn sjaal gadesla, bedenk ik me dat Stijn en ik nooit zulke slaande ruzies hadden. Dat we stevig konden discussiΓ«ren β ik, koppig? nee hoor! β maar dat we nooit zo tegen elkaar hadden staan roepen. Dat we daar het nut niet van inzagen. Ik denk aan hoe snel discussies zich tussen ons konden oplossen, hoe vaak we het nog wilden goedmaken voor één van ons het huis uit ging, of voor we in slaap vielen. Ik glimlach terwijl ik mijn handen nog wat dieper in mijn zakken duw.
Wanneer het koppel mij passeert, richt de vrouw zich ineens tot mij in plaats van tot haar man. βGe moet niet zo kijken, maakt gij nooit boel met uw lief misschien?β, bijt ze me toe.Β Ik besef meteen dat ik al de hele tijd in hun richting aan het staren was. Dat ik in gedachten verzonken was, maar dat ik in hun ogen non-stop naar hun geruzie lijk te hebben geluisterd. Ik sla mijn ogen neer, weet me heel even geen houding te geven. Terwijl ze mij passeren, blaft de man βtrutβ mijn richting uit.
“Ik weet niet wat het meeste pijn deed: hun reactie, of het feit dat ik er nog maar eens op gewezen werd dat ik geen woorden meer kΓ‘n hebben met Stijn”
Te verbouwereerd om nog verder te wandelen, laat staan om te reageren, zie ik hoe de man zijn vrouw tegen zich aantrekt en hoe ze in plots opnieuw ontloken liefde van mij wegwandelen. Pas als ze helemaal uit het zicht zijn verdwenen, hap ik naar adem en sluit mijn ogen. Tussen mijn wimpers door wringen de tranen zich alsnog naar buiten. Ik weet niet wat me nu het meeste pijn deed: hun volslagen idiote en overdreven reactie, of het feit dat ik er nog maar eens op gewezen werd dat ik geen woorden meer kΓ‘n hebben met Stijn. Noch ruzie, noch warmte.
De hele situatie duurde amper enkele seconden, maar het gevoel zindert de rest van de dag na. Tijdens mijn afspraak kan ik er mijn aandacht amper bij houden, de treinrit naar huis voelt als een opgave en pas als ik de kinderen op school kan knuffelen, verdwijnt het rotgevoel eindelijk wat naar de achtergrond.
Ooit las ik ergens: βWees lief voor iedereen, je hebt er geen idee van wat voor rugzak mensen moeten dragen.β Wat zou het fijn zijn als iedereen zo dacht.
LEES MEER VAN HANNELORE BEDERT:
- Uit het hart van Hannelore: “Hartfalen klinkt zo negatief. Alsof Stijn gefaald heeft”
- Uit het hart van Hannelore: “Als een mens de vrienden krijgt die hij verdient, dan moet ik ergens onderweg toch iets goed hebben gedaan”
- Uit het hart van Hannelore: “Het besef dat een mens niet gemaakt is om alleen te blijven, drong de laatste maanden nog meer tot me door”
Volg ons opΒ Facebook,Β Instagram,Β PinterestΒ en schrijf je in op onzeΒ nieuwsbriefΒ om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!