Begin vorig jaar verloor Hannelore (36) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.
Verdriet
De vriend is overleden, het dringt heel langzaam door. We weten – puur rationeel – met z’n allen dat er niet te ontkomen valt aan de realiteit, maar er is de collectieve hoop dat dit maar een droom is, een nachtmerrie, een heel onnozel uitgewerkte televisieserie. Hadden ze dit scenario voor een film geschreven, recensenten hadden gemopperd dat het verhaal niet erg geloofwaardig was.
Het echte leven is bikkelhard, zo blijkt. Alsof iemand de groepsfoto van ons jaarlijkse groepsweekend heeft genomen en uit die hele bende lukraak wat personen kiest. Een mens wordt blijkbaar niet gespaard omdat hij eerder al verdriet heeft gekend.
Heel snel na het overlijden, zitten we met enkele vrienden in een tuin rond een vuurschaal, zo coronaveilig als maar mogelijk is in dit soort situatie. Het samenzitten bij het vuur doet deugd, het ophalen van herinneringen is een aangename afleiding, hoewel elke herinnering er stevig inhakt.
Ik denk: zo was het dus voor de vrienden vlak na Stijn z’n vertrek. Zo zaten ze dus samen, zo hielden ze elkaar recht. Wanneer ze niet bij mij waren, waren ze hier. Ik besef meteen ook dat het leven dus – ondanks het immense verdriet – gewoon verdergaat. Velen van ons worden daags nadien op de werkvloer verwacht, de meesten gaan straks samen naar huis en delen hun verdriet.
“De gedachte komt messcherp binnen: ik wil dit maar met één persoon delen, en die is er niet meer.”
Terwijl ik in het vuur staar, komt de gedachte messcherp binnen: ik wil dit maar met één persoon delen en die is er niet meer. Nooit meer. Stijn zou kapot geweest zijn van verdriet, maar we hadden er wel voor elkaar kunnen zijn, we hadden elkaar kunnen ondersteunen, samen kunnen wenen en vloeken.
Terwijl om mij heen gehuild en gelachen wordt, hap ik naar adem. Voor het eerst dringt het tot me door: ik heb heel warme vrienden om mij heen, maar vanaf nu draag ik dit soort momenten, dit soort verdriet, zonder Stijn.
Toen Polly voor de eerste keer naar het ziekenhuis moest, leefde ik nog in een waas. Stijn was amper een maand overleden, het was eerder ‘overleven’ dan echt bewust door de dagen gaan. Ook de keren daarna, de ambulances, de ziekenhuisbezoeken… op de een of andere manier heb ik altijd het gevoel gehad dat ik dat kon dragen, dat ik sterk genoeg was. Dat mijn kinderen nog slechts één ouder hadden en dat ik er voor hen zou zijn, wat er ook gebeurde, wat het ook zou vragen. Natuurlijk mis ik Stijn, bij elke beslissing, maar er is geen andere optie. Sinds februari 2019 moet ik beslissingen in mijn eentje nemen en ik heb voor mezelf beslist dat ik dat zal kunnen, dat ik zal leren omgaan met de twijfels, dat er altijd wel iemand zal zijn die mee wil denken, dat er altijd wel dokters of leerkrachten of familieleden zullen zijn die ik durf te vertrouwen. Dat er maar één weg is en die loopt rechtdoor.
Maar dit soort verdriet… Ik krijg het niet geplaatst. Iemand liet vallen: “Vergeet niet dat jij dubbel wordt geraakt nu. Je wilt er zijn voor je vriendin en wordt daardoor anderhalf jaar terug in de tijd gegooid, maar je hebt ook je verdriet te dragen om de overleden vriend.” Ik weet dat ik mezelf nu moet beschermen, dat ik aan zelfzorg moet doen, maar zelfzorg lijkt nu iets compleet bizars.
In de week volgend op het vertrek van de vriend ga ik voor het eerst in anderhalf jaar terug de opnamestudio in. Ik heb na lange tijd weer muziek geschreven – iets wat ik nooit meer dacht te doen – en begin met de (immer vrolijke) muzikanten aan de opnames. De studiodagen zorgen ervoor dat ik mijn gedachten wat kan verzetten, hoewel het een emotionele rollercoaster is om na al die tijd weer muziek op te nemen.
Maar ’s avonds ga ik naar huis en overvalt het verdriet me opnieuw. De kinderen zijn tijdens de opnamedagen bij vrienden en familie gaan logeren en de stilte in huis is overdonderend. Geen Stijn om tegen te zeggen hoeveel deugd het deed weer muziek te kunnen maken, geen Stijn om samen mee te huilen om het verlies van de vriend.
Ik hoor het mezelf alleen maar de hele tijd herhalen, in mijn hoofd, als een soort mantra: ik mag niet onderuitgaan, ik mag niet onderuitgaan, ik mag niet onderuitgaan.
LEES MEER VAN HANNELORE BEDERT:
- Uit het hart van Hannelore: “Het verdriet om Stijn is nog zo rauw, zelfs al zijn we anderhalf jaar verder”
- Uit het hart van Hannelore: “Vertrekken zonder Stijn begint stilaan te wennen. Maar thuiskomen en weten dat hij ook daar niet zal zijn, blijft zo’n zeer doen”
- Uit het hart van Hannelore: “Het doet deugd te horen dat het mooi is om ons drieën samen te zien. Ook van een wildvreemde”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!