Hannelore Bedert

Uit het hart van Hannelore: “Wat mis ik die rustgevende boodschap: ‘Ziek maar uit, ik breng de kindjes wel naar school'”

Door De Redactie

Begin dit jaar verloor Hannelore (35) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.

Onze columniste in het kort: Hannelore Bedert (35) is bij het grote publiek bekend als singer-songwriter, en auteur van ‘Lam’, waarmee ze enkele weken geleden nog de Bronzen Uil publieksprijs 2019 won. 

Ziek

En dan gebeurt waar ik schrik voor had. Ik word ziek. Niet het soort ziek zijn waar je voor in het ziekenhuis belandt, gewoon simpelweg lamlendig ziek zijn. Trillend lijf, koortsig, hoofdpijn, keel op slot. Ik voel het al wanneer ik met de kinderen thuiskom van school. Elke beweging veroorzaakt een lawine aan pijnscheuten in mijn lijf, mijn huid is overgevoelig. En vooral: ik heb het zo koud.

Eten klaarmaken, de kinderen in bed steken, elke handeling kost bakken energie. Mijn hoofd begint alsmaar harder te bonzen en ik bibber alsof ik in een fitnesscentrum op een trilplaat sta. Wanneer ik zeker ben dat de kinderen slapen, laat ik wat heet water in het bad lopen en ga er – met mijn armen om mijn knieën – in zitten, met mijn trui nog aan. Het is geen zicht, maar niemand sputtert tegen. Uitkleden voelt als een foltering. Een kwartier later lig ik in bed, waar ik het donsdeken dubbel om me heen heb geslagen – er is toch niemand die het andere deel nodig heeft – en ik denk: als geen van beide kinderen nu maar wakker wordt. Ik kan even niet meer. Wat mis ik nu de rustgevende boodschap: “Ziek maar uit, ik breng de kindjes morgen wel naar school.”

“’s Nachts in bed draaien mijn hersenen overuren. Wat als ik écht ziek word? Of een ongeval heb? Wat als ook ík er de brui aan geef, zonder dat ik het wil?”

’s Nachts doe ik amper een oog dicht, mijn huid voelt aan alsof er honderden kleine naaldjes in worden gestoken, opnieuw en opnieuw. Zuchtend en steunend probeer ik mij een houding te vinden. Iets na middernacht begint het zeer voorspelbare piekeren. Je rusteloos zorgen maken gaat makkelijker wanneer je met open ogen in bed ligt te draaien. Ik probeer de gedachten te negeren, maar mijn hersenen draaien overuren. Wat als ik écht ziek word? Of een ongeval heb? Wat als ook ík er de brui aan geef, zonder dat ik het wil?

Hoppe vroeg het amper 2 weken na de dood van Stijn: “En als jou nu ook iets overkomt? Wat gebeurt er dan met Polly en mij?” Ik probeerde zo eerlijk mogelijk te antwoorden. Dat ik er alles aan zou doen om ervoor te zorgen dat ze goed terecht kwamen, dat we goed omringd zijn, dat de familie hen zou opvangen. En dat ik er voor zou zorgen dat ze nooit van elkaar gescheiden zouden worden. Maar ik wist dat het geen afdoend antwoord was, dat ik zijn enige houvast ben nu. Zijn zusje en zijn mama. Wij met drie.

Wat wilde ik hem graag beloven dat dit het enige was in zijn leven dat hem onderuit had gehaald, dat er nooit meer zo’n vreselijke dagen zouden zijn. Maar terwijl ik ziek in bed lig, slaat de twijfel toe. Kan ik die enorme verantwoordelijkheid wel aan? Het bonzen in mijn hoofd wordt alsmaar erger en twintig minuten later hang ik boven de pot mijn ziel uit mijn lijf te kotsen. Ik doe die nacht geen oog dicht.

“In geen tijd schieten de tranen omhoog en zit ik te schokschouderen aan tafel. Het besef dat niemand kan overnemen, komt nog maar eens snoeihard binnen.”

’s Morgens zit ik geeuwend aan de ontbijttafel bij twee kinderen die me ongerust aanstaren. Wat wil ik nu graag aan Stijn vragen om het even over te nemen. En wat zou hij dat met liefde gedaan hebben. In geen tijd schieten de tranen omhoog en zit ik te schokschouderen aan tafel. Het besef dat niemand kan overnemen, niet zo last minute, niet met nog een kleutertje in huis, komt nog maar eens snoeihard binnen.

Polly kijkt me peinzend aan. “Ben je moe, mama?” Ik knik, te vermoeid om een deftig antwoord te geven. Wat zou ik nu graag zelf terug drie jaar zijn en middagdutjes mogen doen. Jezus, ik zou enkele dagen na elkaar onder zeil willen gaan nu. “Mama, ik moet vandaag niet slapen op school, toch?” Zowel Hoppe als ik schudden het hoofd. “Ik moet alleen slapen op donsdag en dinderdag,” vervolgt Polly resoluut.

Hoppe proest het uit. Ik kijk hem gespeeld kwaad aan, maar moet zelf ook een glimlach onderdrukken. “Is het niet dinsdag en donderdag, Polly?” Met een frons op haar gezichtje kijkt Polly haar grote broer aan. “Ik vind donsdag mooier,” zegt ze, “zo met allemaal donsjes om onder te slapen.” Terwijl ik Polly in haar jas hijs, de boterhamdozen in de rugzakken prop en mijn fiets uit de berging haal, trekt Polly mij aan mijn mouw en slaat haar kleine armpjes om mij heen. “Mama, van mij mag jij ook eens een donsdag.”

Tekst: Hannelore Bedert – Foto: Ann De Wulf

Lees meer over Hannelore Bedert:

• Uit het hart van Hannelore: “Mijn dochter draait zich naar me om, met bloemetjes in haar hand. ‘Zal papa deze mooi vinden? vraagt ze” 
Uit het hart van Hannelore: “‘Wel snel, hé’, hoor ik de man zeggen. ‘Wel snel dat ze zo terug vrolijk is’”
Uit het hart van Hannelore: “‘Je steekt alle traantjes in een pot en doet die pot dan op slot’, zegt mijn dochter”
• Uit het hart van Hannelore: “Nu lees ik boekjes voor, elke avond en met oeverloos geduld”
• Uit het hart van Hannelore: “Goeien bal, lief, goeien bal, hoor ik Stijn stilletjes zeggen”

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."