Begin dit jaar verloor Hannelore (35) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.
Onze columniste in het kort: Hannelore Bedert (35) is bij het grote publiek bekend als singer-songwriter, en auteur van ‘Lam’, waarmee ze enkele weken geleden nog de Bronzen Uil publieksprijs 2019 won.
Het geluid van een ziekenwagen
“Mama! Ik hoor een ziekenwagen!” Ik knik, ten teken dat ik de sirenes ook hoor, al probeer ik ze resoluut te negeren. “Mooi, hé”, zegt Polly, waarna ze vrolijk wie-oe-wie-oe-wie-oe begint te zingen. “Ik wil ook liedjes maken, zoals jij, mama.” Haar oogjes stralen. “En dan ga ik wie-oe-wie-oe zingen.” Ik sta naast haar in de keuken, schil appels voor de cake die we willen bakken. Polly roert opgewonden door het beslag in de kom. “Kijk, zo snel gaat de ziekenwagen”, zegt ze, terwijl ze nog wat harder roert.
Ik slik, voel tranen opkomen, maar weet ze tegen te houden. Het geluid van de ziekenwagen doet me alleen maar aan die nacht denken. Hoe de man van de noodcentrale zei dat ik hem waarschijnlijk al kon horen, dat de ambulance heel dichtbij moest zijn nu, hoe ik ondertussen probeerde mijn man te reanimeren, hoe ik seconden later zwaaiend midden op de straat stond, in paniek.
“Het besef overvalt me dat ze toch niet zo onbevangen naar sirenes luistert. dat ziekenwagens voor haar gelijkstaan aan papa’s die verdwijnen, aan mama’s en kinderen die achterblijven.”
Maar mijn dochter luistert anders naar de sirene. Onbevangen, zoals ik het vroeger ook deed. Nog steeds kan ik een ambulance zien rijden en niks voelen. Maar het geluid… Vroeger bevond het probleem zich elders, de zieke lag in een ander huis, de gewonde hing elders op een weg tegen het asfalt, de paniek zat in een ander hoofd, in een ander lijf. Nee, nog correcter: ik had er geen flauw idee van hoe iemand zich voelde die de minuten moet aftellen tot de ziekenwagen de straat inrijdt, tot je het gevoel krijgt dat iemand je paniek zal wegnemen.
“Weet je wat een ‘sleutering’ is, mama?” Ik glimlach even. Sinds haar eerste woordjes creëert Polly een volledig nieuwe woordenschat in ons gezin. Terwijl ik met een mes de appel zo fijn mogelijk probeer te snijden – alsof ik daarmee ook mijn gedachten kan fileren – schud ik mijn hoofd. “Ik ook niet”, vervolgt ze. “Maar ik dénk dat een sleutering is dat je een pot moet pakken en dan ook een sleutel en dat je dan alle traantjes in die pot moet steken en dan de pot op slot.” Triomfantelijk zwaait ze met de lepel, vlokken deeg vliegen over het aanrecht. “De mama van de ziekenwagen zal nu wel veel potjes nodig hebben.” “Welke mama?” vraag ik. Verbaasd kijkt Polly mij aan. Traag en duidelijk, alsof ik zonet de domste vraag ooit heb gesteld, zegt ze: “De mama van de papa die in de ziekenwagen ligt.”
Het besef overvalt me dat ze toch niet zo onbevangen naar sirenes luistert, dat ziekenwagens voor haar gelijkstaan aan papa’s die verdwijnen, aan mama’s en kinderen die achterblijven. En aan veel tranen. “Misschien is het geen papa die een ziekenwagen nodig heeft”, zeg ik, als om alles wat te minimaliseren. “Misschien is het een hele oude man?”
“Dan zal daar ook iemand een potje nodig hebben, hé?”
“Ja,” zeg ik, “waarschijnlijk wel. Een potje met een sleutel. Maar zonder sleutel mag ook, hé, want soms mogen de traantjes er ook eens uit, toch?”
“Dat beeld… hoe ze Stijn de trap af droegen, in een lijkzak, zal dat ooit weggaan? Het staat op mijn netvlies gebrand.”
Daar is de frons weer en het nadenkend roeren. Een kleutertje dat al te veel zorgen moet verwerken. “Of misschien is het ook zo’n hartgeval,” zegt ze dan ineens, “zoals bij papa.” Ik knik, weiger haar te corrigeren. Hartgeval klinkt zoveel zachter dan hartfalen. “Dan gaat die in de zwarte zak.” Dat beeld… hoe ze Stijn de trap af droegen, in een lijkzak, zal dat ooit weggaan? Het staat op mijn netvlies gebrand. “En als je dan met de auto botst en dat je dan iemand doodgerijden hebt, dat is dan een noodgeval.” Het gemak waarmee ze de gruwel van zo’n ongeval in een eenvoudige zin giet, is tegelijk ontroerend en confronterend. Wat is het leven nog simpel op drie en een half.
“Of een hersbesloting”, vervolgt ze. Niet-begrijpend kijk ik haar aan. “Wat is een hersbesloting?” Mijn dochter krabt even in haar haar, fronst het voorhoofd, knijpt haar ogen samen alsof ze een wiskundig vraagstuk moet oplossen. Spanning opbouwen, daar is ze goed in. Dan straalt ze en zegt: “Een hersbesloting is iets dat veel bloemen bij elkaar pakt en dan verdwijnt in het bos.” Ze zwijgt even, roert verder in de kom. “En dan is er ook nog een hond.”
Tekst: Hannelore Bedert – Foto: Ann De Wulf
Lees meer over Hannelore Bedert:
• Maak kennis met onze nieuwe columniste, Hannelore Bedert
• Uit het hart van Hannelore: “Mijn dochter draait zich naar me om, met bloemetjes in haar hand. ‘Zal papa deze mooi vinden? vraagt ze”
• Uit het hart van Hannelore: “‘Wel snel, hé’, hoor ik de man zeggen. ‘Wel snel dat ze zo terug vrolijk is’”