Koen
“Als ik rustig vraag of de man zijn hond wil aanlijnen, zegt hij bars: ‘Vroeger kon alles, nu niks meer’ ”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Over al dan niet te veel regels
Op het wandelwegje achter onze tuin passeert een koppel met twee honden. Een fazant die op het pad naar wormpjes zit te pikken, kan zich maar net redden voor de aanstormende dieren. Wanneer het koppel mij voorbijloopt, vraag ik voorzichtig of zij misschien niet weten dat de honden hier eigenlijk aan de leiband horen. Zeker nu de natuur vol zit met jonge konijntjes en ander kwetsbaar wild. Het is uiteindelijk volop lente.
De man van het koppel valt meteen bars uit. Dat al die regels hem de keel uithangen, dat iedereen zijn rug op kan en dat hij gewoon doet waar hij zin in heeft. Vroeger lieten ze de mensen gerust met al die regeltjes, maar tegenwoordig mag en kan er niks meer. Ik schat hem een jaar of dertig, dus heel veel ‘vroeger’ kan er nog niet op zijn teller staan. Ik antwoord rustig dat het aan de lijn houden van zijn honden toch eigenlijk niet eens regels behoeft. Dat het eigenlijk normaal is dat je je hond op zo’n pad, midden tussen de huizen, gewoon aanlijnt.
En dan denk ik niet eens aan dieren die het slachtoffer kunnen worden van het jachtinstinct van zijn honden. Er spelen ook vaak kleine kinderen op het pad. En die zijn bang van zulke uitbundige grote herdershonden. Bovendien zitten de poten van zijn dieren onder de modder, dus als ze tegen een wandelaar opspringen, kunnen zijn kleren meteen in de was. Duizend-en-een argumenten voor een leiband.
Ja, er zijn meer verplichtingen dan vroeger, maar zoveel mensen op dat kleine lapje België, dat lukt toch niet zonder regels?
Zijn vrouw knikt begrijpend als ik het zeg, maar hij blijft bij zijn standpunt: hij beslist zelf wat hij wel of niet doet, regels of geen regels. Het feit dat ik kalm blijf, rustig mijn schouders ophaal en gewoon zeg dat ik dat jammer vind, maakt hem ongemakkelijk. Hij kijkt naar zijn vrouw, zoekend naar een gebaar van steun. Maar zij zegt vriendelijk dat ik gelijk heb en dat ze er voortaan op zullen letten. Als ze verder wandelen, hoor ik hoe hij verongelijkt tegen haar mompelt.
Terwijl ik verder werk in de tuin, denk ik na over wat de man zei. Het klopt zeker dat er meer verplichtingen en verboden zijn dan vroeger, en dat er nog elke dag regels en voorschriften lijken bij te komen. Op het werk was er onlangs een collega die haar beklag deed over het ongelooflijke kluwen aan huisvuilregels. Zij wist zelfs niet meer hoeveel verschillende kleuren zakken er eigenlijk waren.
Daar kan toch geen zinvol mens nog aan uit? Bij haar in de buurt wordt er tegenwoordig alsmaar meer gesluikstort. Aan de rand van boswegen vind je bouwafval, in de bermen liggen overal plastic zakjes vol vuilnis uit de auto’s en tegen de glasbakken stapelen de grijze zakken met gewoon huisvuil zich op. Volgens haar is dat de tegenreactie van de mensen die de regels beu zijn. En het feit dat het containerpark voor alles wat je wél sorteert ook nog eens hopen geld vraagt, helpt ook al niet. Enkele collega’s zijn het daar niet mee eens. Iemand zegt dat we nu eenmaal met steeds meer mensen op ons kleine lapje België wonen. En hoe meer mensen, hoe meer regels. Anders loopt het de spuigaten uit.
Wat is het belangrijkst: het fuifplezier van jongeren, of de rust van omwonenden, die om zes uur moeten opstaan?
Maar vinden wij het dan ook normaal dat de fuif van de jeugdvereniging van haar kinderen door de politie werd stilgelegd? Er stond godbetert de hele avond iemand met een geluidsmeter naast de tent. Plezier maken is tegenwoordig ook al verboden. Een andere collega zegt dat zij weet over welke fuif het gaat. En dat het al twee uur ’s nachts was, toen het eindelijk een beetje stil werd in de buurt. Haar man moest er de volgende ochtend wél om zes uur al uit.
Dus wat was er dan het belangrijkst: het fuifplezier van haar kinderen, of de nachtrust van de omwonenden? Zo komen we al snel weer uit bij het feit dat regels, hoewel ze nooit voor iedereen goed kunnen doen, echt wel nodig blijken. Terwijl de discussie vrolijk verdergaat, wandelt plots de grote baas voorbij, tikt lachend op zijn horloge en zegt dat de middagpauze precies een beetje aan het uitlopen is. Wij kijken elkaar lachend aan en denken allemaal hetzelfde: daar heb je er wéér een die met regeltjes komt aanwaaien. Maar ook de vuilniszakrebel gaat toch braafjes weer aan het werk.