Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.
Af en toe sluit je een hoofdstuk af en begin je aan een nieuw. Toen wij ons wijndomein en de B&B verkochten en tien kilometer verderop gingen wonen, kwamen wij in een heel nieuwe wereld terecht, met nieuwe buren, een ander landschap: een ander leven. Wanneer je zo’n nieuwe start maakt, besef je pas hoe hard het leven op het Franse platteland verschilt met wat wij in België gewend zijn; want hoewel wij dus maar op een steenworp van ons vroegere dorp woonden, bloeiden heel wat vriendschappen relatief snel dood. Uit het oog was uit het hart. Maar niet met mijn vroegere collega-wijnbouwers: die band, gesmeed door elkaar te helpen, materiaal uit te lenen en ervaringen uit te wisselen, was sterker. Sommige wijnbouwers haalden de band zelfs nog aan, omdat ik nu geen ‘concurrent’ meer was.
“Samen met enkele wijnboeren hebben wij een clubje opgericht dat regelmatig een terrasje doet en met wie we de nieuwe oogst proeven”
Eén van hen is François-Xavier, een jonge wijnboer die ongeveer tegelijk met mij met wijn maken begon. Samen met enkele andere wijnboeren hebben wij een soort clubje opgericht dat regelmatig een terrasje doet en met wie wij op geregelde tijdstippen de nieuwe wijnoogst proeven en er ons zegje over doen. François-Xavier, of Effix, zoals de vrienden hem noemen, experimenteert dit jaar voor het eerst met de vroegrijpe druif pinot noir. Hij staat met verschillende stalen voor onze deur om te vragen wat ik ervan vind. Ik vertel je er meteen bij dat het proeven van wijn-in-wording – dus eigenlijk sap dat nog volop aan het vergisten is – niet echt een plezier is voor de proever, maar eerder een uitdaging. Maar wat hij mij laat proeven, heeft veel potentieel en Effix is blij met mijn bemoedigende woorden, want behalve hijzelf en zijn oenoloog heeft nog niemand van zijn pinot geproefd: daarvoor zijn de andere vrienden toch nog net iets té veel ook concurrenten.
Na het proeven, blijven we op het terras nog wat napraten. Plots galmt van beneden op het dorpswegje de luide, raspende stem van een oudere man die zijn hond roept. Effix zit meteen op zijn paard en vraagt geërgerd: “Is die Mof nu nog altijd niet dood?”Die ‘Mof’, zoals hij hem noemt, is Karl-Heinz, een Duitser die al meer dan dertig jaar in het dorp woont en er drie keer per dag zijn oude, door reuma stijf geworden labrador uitlaat. Hij roept het loslopende dier voortdurend terug, want een leiband heeft hij niet en zijn hond houdt ervan om midden op de weg te blijven staan. Wat Effix, en nog wel wat andere dorpsgenoten, niet kunnen verdragen, is dat Karl-Heinz dat in het authentiek Duits doet, en dat het Frans van de oude man na dertig jaar in het dorp nog altijd heel erg rudimentair is. Karl-Heinz weet dat, maar hij is koppig.
“‘Waarom zou ik Frans praten tegen mijn hond?’, zegt Karl-Heinz. ‘Mijn Rüdiger is een Duitser, die verstaat geen Frans’”
Onlangs sprak hij mij erover aan en zei vastberaden: “Waarom zou ik in hemelsnaam Frans praten tegen mijn hond? Mijn Rüdiger is een Duitse hond, dus die verstaat geen Frans.” Van de ouderlingen in het dorp zijn er een aantal die de oorlog nog hebben meegemaakt en na al die jaren nog steeds niet echt warmlopen voor de ‘vroegere bezetter’, maar dat zelfs een jonge snaak als Effix dat soort gevoelens heeft, is moeilijk te begrijpen. Als ik er hem met de glimlach een opmerking over maak, zegt hij vastberaden: “Wie hier komt wonen, moet zich aanpassen!” Hij heft zijn glas en grinnikt: “Dat hij een voorbeeld neemt aan de Belgen.”
Wij Belgen zijn het prototype van ‘toeristen’ die mijn Franse vrienden graag zien komen: geen roepers zoals de ‘de Duitsers’, geen snobs zoals ‘de Engelsen’ en geen dikke nekken zoals de Parijzenaars. “Jullie hebben humor, respect voor ons én spreken Frans,” zegt Effix voor de zoveelste keer sinds ik hem ken. Hij staat recht, geeft mij een stevige klap op de schouders en loopt lachend naar zijn auto. Aan zijn aarzelende tred merk ik dat hij eigenlijk iets te veel van zijn eigen wijn heeft geproefd. Een oogwenk later hoor ik hem beneden in de remmen gaan en luid claxonneren: een stramme Duitse labrador en zijn baasje staan in de weg.
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Comme chez Koen: “Ik denk aan de veerkracht van onze zoon, tijdens de lange corona-isolatie. Zou hij nu de weerbots krijgen?”
- Comme chez Koen: “Te heet, te veel mensen en te veel zand. Dat is mijn visie op zeeromantiek”
- Comme chez Koen: “Heel wat mensen die naar België terugkeerden, dachten dat een verhuis dé toveroplossing voor hun relatie was”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!