Koen
Comme chez Koen: “Twintig jaar geleden lieten we alles in België achter om naar het beloofde land Zuid-Frankrijk te trekken”
Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.
Dit nieuwe jaar betekent een jubileum voor Ilse en mij.
Twintig jaar geleden trokken wij – volgens vrienden en familie nog veel te jong – onze stoute schoenen aan en lieten alles in België achter om naar het beloofde land Zuid-Frankrijk te trekken en er zonder veel middelen een wijngaard met een B&B uit de grond te stampen.
Al die herinneringen komen terug, nu wij uitgesteld naar de serie ‘Ik vertrek uit Vlaanderen’ kunnen kijken, waarin mensen net hetzelfde doen als wij twintig jaar geleden.
Ik weet nog hoe Ilse en ik trots en gelukkig onze handtekening zetten onder de koopakte van onze wijn- en landbouwgrond, en ervan overtuigd waren dat hiermee de grootste horde voor ons nieuwe bestaan genomen was.
Maar daar hadden wij ons even misrekend! Wat volgde, waren twee jaren van vechten, vallen, opstaan, weer vallen en opnieuw opstaan.
Het dorp waar we ons gevestigd hadden, was immers zo’n typisch Zuid-Frans dorp: tweehonderd zielen, met meer dan de helft boeren, waar de gemeenteraad traditioneel bevolkt werd met een voorman van elk belangrijk dorpsgezin en de burgemeester een marionet was met tweehonderd verschillende draden aan de ledematen.
Wij, de nieuwkomers, hadden onze nationaliteit tegen. Want om de ene of andere reden had België in de hoofden van de dorpsbewoners in de loop der jaren dezelfde status verworven als Zwitserland: élke Belg was rijk en aasde er gewoon op om op hún geliefde geboortegrond een mooi stuk land met bijbehorend stulpje te annexeren. Ons ambitieus plan om wijnbouwers te worden (en bijgevolg op onze landbouwgrond ook ons huis, de wijnkelders en de gastenkamers te bouwen) werd door de dorpelingen afgedaan als een slinkse poging van weer maar eens zo’n buitenlander, om de bouwreglementen te omzeilen. Via via hoorden wij dat de schepenen slash wijnboeren tijdens de wekelijkse gemeenteraad al vrolijk onze wijngaarden onder elkaar aan het verdelen waren, ‘tegen dat wij op onze bek zouden gaan’.
“Pas toen de mensen ons die eerste winter maandenlang in weer en wind de druivenranken zagen snoeien, herzag hier en daar iemand zijn mening”
Pas toen de mensen ons die eerste winter maandenlang in weer en wind de druivenranken zagen snoeien – iets wat de plaatselijk boeren allang niet meer zelf deden, maar door seizoensarbeiders uit den vreemde lieten doen – herzag hier en daar iemand zijn mening. Maar er was meer nodig dan dat om onze droom waar te maken, en uiteindelijk kwam de doorbraak er zo goed als toevallig: een boezemvriend, die als Vlaming in Bordeaux werkte, kende ons verhaal en praatte erover met een of andere Franse hoge functionaris. Die voelde zich zó geshockeerd door de kneuterige houding van zijn landgenoten uit ons dorp, dat hij er persoonlijk de prefect van ons departement ging op aanspreken. Toen kwam alles in een stroomversnelling terecht: na twee jaar ploeteren duurde het plots nauwelijks nog een maand om onze vergunningen in orde te krijgen. De bouwwerkzaamheden konden beginnen.
Je kunt je voorstellen hoe onze eerste gasten smulden van het verhaal over de belevenissen die we hadden meegemaakt. Want, geef het toe, minstens één op de twee Belgen zit met een, al dan niet verdrongen, zonovergoten toekomstdroom. Elke keer we ons verhaal vertelden, feliciteerden de mensen ons met de moed die we getoond hadden om de stap te wagen.
Nu, twintig jaar later, beseffen we nog altijd dat er veel meer nodig was dan moed, volharding en een portie geluk om hierin te slagen. Niets van dit alles zou mogelijk geweest zijn zonder onze ouders, onze broers en zus, en mijn twee beste vrienden die ons met raad en daad bijsprongen.
En bij die gelukzoekers uit ‘Ik vertrek uit Vlaanderen’ is dat niet anders. Het valt ons op dat het Franse platteland in wezen nog geen haar veranderd is in al die tijd. En dat ook de mensen die hun geluk hier komen zoeken nog altijd dezelfden zijn. Sommigen hebben meer geld dan wij hadden, anderen minder geluk en een aantal zijn gevaarlijk veel naïever dan wij toen waren. Maar in elk van hen ontdekken we een stukje van onszelf en voor elk van hen duimen wij even hard.
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Comme chez Koen: “llse en ik durven al eens zwalpen tussen het rotsvast geloof in onze zoon en het angstige besef dat er zoveel mis kan gaan”
- De nieuwjaarsbrief van columnist Koen
- Comme chez Koen: “Het is traditie dat alle inwoners naar de ‘kerststal’ bij de burgemeester thuis komen kijken, met een drankje en een hapje”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!