Koen
Comme chez Koen: “Ik hoor een knal en wanneer ik naar buiten loop, sta ik plots voor een everzwijn van gemakkelijk veertig kilo”
Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.
Wij wonen op een helling die grenst aan hectaren en hectaren beschermd bos. Aangezien wij geen omheiningsmensen zijn, loopt onze achtertuin naadloos over in de natuur erachter. Dat betekent dat er soms wandelaars per ongeluk bij ons terras opduiken, en in de winter liggen we ook op het traject van de plaatselijke jagers. Het ene stoort helemaal niet, het andere soms iets meer.
Ik sta in de keuken een zuurdesembrood te kneden, als ik plots vlakbij een knal hoor. Het volgende ogenblik komt er een grote harige bal vanuit de garrigue op ons terras gerold. Ik loop naar buiten en sta voor een everzwijn van makkelijk veertig kilo, zieltogend in een plas bloed.
Achter het dichte struikgewas hoor ik het belletje van een jachthond en de krakende stappen van de jager die het everzwijn heeft geschoten.
“Hé meneer, als u uw everzwijn zoekt, het ligt hier op mijn terras”, roep ik een beetje stuntelig. Wat moet een mens roepen in zo’n geval?
Er komt geen antwoord en ik hoor de jager verder lopen. Ik denk dat ik weet wat er aan de hand is: de jagers in het dorp hebben strikte regels, die bepalen dat je ver weg moet blijven van huizen en vooral nooit in de richting van een huis mag schieten. Waarschijnlijk is die jager zich bewust van zijn fout en maakt hij zich daarom liever uit de voeten dan zijn jachtbuit te komen ophalen.
Dus loop ik het bos in om hem gerust te stellen en te zeggen dat hij zijn everzwijn mag komen oppikken. Maar als ik hem inhaal, reageert de jager tot mijn verbazing agressief en vraagt hij wat ‘míjn probleem’ is. Verbaasd zeg ik dat hij toch net een everzwijn heeft neergekogeld en dat dat beest bij mij in de tuin ligt, waar hij het mag komen ophalen. Over de plas bloed op mijn terras zwijg ik nog. De jager reageert kwaad: “Wie zegt er dat ik heb geschoten?”
“Verbaasd zeg ik dat hij toch net een everzwijn heeft neergekogeld en dat dat beest bij mij in de tuin ligt, waar hij het mag komen ophalen”
Ik antwoord lacherig: “Euh, u was vlakbij en er zijn geen andere jagers in de buurt.” Maar de man loopt boos verder en sneert: “Het is een cadeau, laat het u smaken!”
In de tuin trek ik het everzwijn bij z’n achterpoten van het terras naar de bosrand, haal de hogedrukreiniger uit de garage en spuit het bloed van de tegels. Dan pak ik de telefoon en bel naar de eigenaar van dorpshond Bébé, een boer met wie niemand contact heeft, maar van wie ik weet dat hij in het bestuur van de jachtvereniging zit.
Als ik hem vertel wat er zonet gebeurd is, reageert hij laconiek: “Wel, als die jager zegt dat u dat zwijn mag hebben, dan is het van u.”
“Maar ik wil dat beest helemaal niet, ik wil dat het hier zo snel mogelijk uit mijn tuin verdwijnt.” Los van het feit dat zo’n zwijn slachten nog iets anders is dan wat eenden of een haas, is het ook algemeen geweten dat je een everzwijn niet zomaar mág opeten, maar het vlees eerst moet laten keuren door een gecertificeerd labo, omdat er een of andere parasiet in kan zitten.
De boer zucht nog harder dan de jager die het beest liet liggen, maar belooft om in de loop van de ochtend langs te komen.
Als hij een uurtje later met zijn jeep op de oprit staat, vraag ik hem of hij het normaal vindt dat een van ‘zijn’ jagers zich zo gedraagt.
“Neen”, zegt hij openhartig, “maar u moet begrijpen dat wij onder grote stress staan, omdat er dit jaar heel veel everzwijnen zijn en onze vereniging voor de schade moet opdraaien die ze aanrichten aan de gewassen of in de tuinen van mensen. Dus knallen wij er zoveel mogelijk af, zonder dat wij er echt iets mee kunnen doen. Wij eten nu al zo goed als elke dag everzwijn.”
“Maar afknallen en gewoon laten liggen, dát is toch ook geen oplossing?”
De boer haalt zijn schouders op, legt het everwijn in zijn nek en loopt ermee naar zijn jeep.
In de namiddag ben ik in de tuin aan het werken en wandelt de burgemeester voorbij. Als ik hem vertel wat er gebeurd is, zegt hij hoofdschuddend: “Het loopt dezer dagen de spuigaten uit: het bos ligt vol met kadavers.”
“En niemand haalt die daar weg?”
De burgemeester reageert laconiek. “De natuur zorgt voor alles: er is zo’n overbevolking aan everzwijnen, dat de beesten kannibalen geworden zijn.”
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Comme chez Koen: “In de biowinkel probeer ik te raden wie er met een cabrio rijdt en wie met een tuftuffertje”
- Comme chez Koen: “Twintig jaar geleden lieten we alles in België achter om naar het beloofde land Zuid-Frankrijk te trekken”
- Comme chez Koen: “llse en ik durven al eens zwalpen tussen het rotsvast geloof in onze zoon en het angstige besef dat er zoveel mis kan gaan”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!