Aaron

Comme chez Koen: “We zijn verbaasd dat in een regio als de onze zó weinig bosbranden zijn. Maar áls het hier misloopt, dan is het meteen heel serieus”

Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.

“De indianen geven weer signalen,” zegt Kwinten droog terwijl hij voor het raam staat. Boven de heuvels in de verte zie ik de dikke bruine rookpluimen van de eerste bosbrand van het jaar.

Kwinten wijst naar vier groter wordende stippen in de lucht en even later zien we hoe gele blusvliegtuigen roodgekleurd water boven de brand lossen. Wanneer een deel van de bruine rook in witte slierten verandert, weten we dat de blushelden met hun Canadairs het doelwit perfect geraakt hebben.

Als zo’n blusvliegtuig snel weer water wil tanken, opent het zijn buikklep en scheert over het oppervlak van de zee. Elk jaar hoor je weer hetzelfde verhaal: dat er ergens midden in een verbrand bos een lijk gevonden werd met een duikmasker en zwemvliezen aan, een argeloze zwemmer die door het blusvliegtuig opgeschept werd. Het is een ‘urban legend’ die je overal op het internet kan terugvinden, en toch vertellen de mensen in het dorp het verhaal zo vurig alsof ze alles zelf hebben zien gebeuren.

“Ze vertellen de urban legend van de verbrande duiker zo vurig alsof ze alles zelf hebben zien gebeuren”

Ook over het vuur heeft iedereen hier zijn eigen mening. In de zomer, als het snikheet wordt en de vegetatie kurkdroog is geworden, steken ze hun natte vinger in de lucht om te peilen vanwaar de wind komt. “Oei, gevaarlijke situatie,” hoor je dan, “als er nu een of andere gek zijn sigaret uit het autoraampje gooit, is het weer van dat.”

Maar meestal gebeurt er niets.

Ilse en ik blijven verbaasd dat in een regio als de onze, waar in de zomer de bomen en planten zo droog staan dat je bijna zou verwachten dat ze vanzelf in brand schieten, er zo wéínig bosbranden zijn. In België staat elk jaar bij de kleinste hittegolf de heide in brand, hier gebeurt er zelden iets, terwijl we hier naar Belgische normen drie of vier maanden aan één stuk met een hittegolf kampen.

Het grote verschil is natuurlijk dat áls het hier misloopt, het meteen heel serieus misgaat: de natuur is zo uitgestrekt en zo ontoegankelijk dat ‘normaal’ blussen, met brandweerwagens en pompiers, bijna onmogelijk is omdat veel brandhaarden via het land niet kunnen worden bereikt. Gelukkig zijn er dan de vliegtuigen. Maar ook die bieden niet altijd een garantie op succes. Enkele jaren geleden ging in de buurt meer dan zeshonderd hectare bos in de vlammen op en brandden er tiental huizen uit. De mistralwind waaide zo hard dat de blusvliegtuigen machteloos stonden tegen het vuur. Uiteindelijk werd besloten om vier brede gangen door de bossen te kappen en de brand gewoon te laten uitwoeden tot hij aan die grenzen kwam.

“Dezelfde kwatongen die het straffe verhaal over het blusvliegtuig vertellen, beweren ook telkens weer dat die of gene bosbrand geen ongeluk was, maar dat het vuur opzettelijk werd aangestoken door de eigenaars van het perceel”

Dezelfde kwatongen die het straffe verhaal over het blusvliegtuig vertellen, beweren ook telkens weer dat die of gene bosbrand geen ongeluk was, maar dat het vuur opzettelijk werd aangestoken door de eigenaars van het perceel. Dát is dan weer een verhaal dat soms klopt. In het verleden las ik wel eens over grondspeculanten die aasden op een verkaveling midden in de natuur, maar die werden tegengehouden door het gemeentebestuur omdat het stuk grond waardevolle natuur herbergde. Onder het motto ‘als die natuur weg is, zal het misschien wél mogen’, staken ze de boel in de fik. En hoe ongeloofwaardig het ook klinkt: soms werden dergelijke zwartgeblakerde percelen ook nog eens effectief bebouwbaar verklaard. Kwestie van mensen op ideeën te brengen, kon dat wel tellen. Gelukkig is de regionale overheid er zich ondertussen mee gaan bemoeien en wordt dit soort speculaties nu tegengehouden door de prefectuur.

’s Namiddags kom ik in het dorp de oude boer tegen, die loopt te sakkeren dat hij en zijn zoon weer uren achter de losgeslagen paarden hebben mogen aanlopen. “Zo’n beest ruikt het vuur van mijlenver en slaat dan in paniek.”

“Gelukkig waren de Canadairs snel ter plekke en was het vuur zo weer uit,” zeg ik opgelucht.

De boer zegt droog: “Een bosbrand, zo vroeg op het jaar: meer dan waarschijnlijk hebben de pompiers het vuur zelf aangestoken om wat te oefenen. Ofwel was het de gemeente, om druk op de mensen te zetten zodat ze de bomen rond hun huizen tijdig kappen.”

En zo snel is er weer een nieuwe mythe geboren.

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."