Koen
Comme chez Koen: “Als hij hoort dat we in Uzès wonen, slaakt hij een zucht. ‘Jullie zijn gelukzakken.’ “
Libelle-columnist Koen Strobbe (57) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.
“Willen we dit weekend eens een uitstap doen naar Saint-Tropez?”, vraagt Ilse terwijl ze haar laptop dichtklapt. Ik lach: “Jij hebt zeker ook dat interview met Gert Verhulst gelezen, die zijn nieuwe afleveringen van ‘De Verhulstjes’ ginder wil inblikken?” In dat interview zegt Verhulst tot mijn verbazing dat hij verliefd is op Saint-Tropez. “Wat zouden we dáár in hemelsnaam gaan zoeken?”, vraag ik. “Dat beduimelde commissariaatje uit de oude Louis de Funès-films hebben we ondertussen al vaak genoeg gezien, en verder valt er niks te beleven.”
Zoals ik verwacht had, ligt Saint-Tropez er nog exact hetzelfde bij als vijftien jaar geleden
Niet veel later zitten we dus tóch in de auto. Het weer is maar zozo en er zijn maar weinig toeristen. Zoals ik verwacht had, ligt het stadje er nog exact hetzelfde bij als vijftien jaar geleden. Ook de kitscherige bistro’s aan de haven, met namen als ‘Café de Paris’ en ‘Bar du Port’, zijn geen haar veranderd, behalve dat de drankjes er nóg duurder geworden zijn dan toen. Toch gaan we op een terrasje zitten.
Een wat oudere klant met een hoog Belmondo-gehalte en een gestreept zeemansshirt zit aan de bar in zijn pastis te staren. Als hij ons ziet, staat hij op, gaat twee tafeltjes verder zitten en vraagt ongegeneerd: “Aha, toeristen, waar komen jullie vandaan?” Als hij hoort dat we al twintig jaar in de buurt van Uzès wonen, slaakt hij een diepe zucht. “Ah, nog het échte Frankrijk, jullie zijn gelukzakken.” “Is het hier dan niet goed?”, vraag ik onschuldig. “Wat denk je?”, grinnikt hij. “Ofwel stikt het hier van de toeristen en is het veel te druk, ofwel is er geen kat en valt er niks te beleven.”
In het haventje voor het café ligt één jacht voor anker, en het is niet eens een superjacht. “Waar zijn de schepen gebleven?”, vraag ik aan de local. “Tja, de Russen en de Engelsen laten het een beetje afweten”, zucht hij filosofisch. “En sowieso zijn de jachten niet meer wat ze ooit geweest zijn. De meeste drijvende luxeverblijven die hier in de zomer voor anker liggen, zijn niet langer eigendom van gefortuneerde jetsetters, maar worden per week of zelfs per dag geleased aan parvenu’s die grote sier komen maken. Ze blijven op hun boot rondhangen en brengen de plaatselijke middenstand niks op.”
“Die rijke types verplaatsen zich tegenwoordig per helikopter”, zegt hij. “Een hele dag hangt de lucht vol lawaai”
“Maar de rijke Parisiens en buitenlanders met hun villa’s in de heuvels rondom Saint-Tropez, die blijven toch nog trouw komen?”, vraag ik. “Ach, zwijg me ervan,” knort de zeeman, “niks dan overlast bezorgen die vacanciers ons de hele zomer lang. Ken je de weg langs de zee, van Saint-Maxime tot hier? Vijftien kilometer lang, maar je doet er van juli tot september wel anderhalf uur over. Wij locals worden de hele vakantie lang gegijzeld door dat drukke verkeer.” “En de vakantiegangers zelf natuurlijk ook”, relativeer ik. De grijze matroos wordt kwaad. “Dat zou je denken! Die rijke types verplaatsen zich tegenwoordig per helikopter. Een hele dag hangt de lucht vol lawaai. Weet je dat de plaatselijke bevolking al twee of drie keer alle straten geblokkeerd heeft uit protest tegen de overlast van het vliegverkeer? Ik zeg het: de gewone mens kan hier niet meer leven.”
De patron van het café komt aangesjokt met onze glazen. “Ach Francis, laat mijn gasten toch gerust met je gezaag.” Tegen ons lacht hij: “Sorry voor mijn maatje: hij heeft een privéclub, maar als die gesloten is, heb ik ’m steevast aan mijn rekker. ” In het voorbijgaan geeft hij de wannabe Belmondo een vriendelijk schouderklopje. “Mijn vrouw vertrekt élke zomervakantie voor twee maanden naar Bretagne. Daar is het tenminste nog stil. Sinds ze hier proberen om ook nog eens de luidruchtige nachtclubs van Ibiza na te bootsen, wordt het helemaal te gek”, klaagt Francis.
Ik kijk naar de terneergeslagen zestiger en wil hem vragen waarom hij hier dan nog blijft, als hij het zo erg vindt. Maar net op dat ogenblik stopt er een luidruchtige Ferrari cabrio tussen het café en het voor anker liggende jacht. Francis springt op en loopt zwaaiend op de auto af. “Ah mon ami!” roept hij naar de blingbling-bestuurder die uitstapt, “zal ik voor jullie vanavond een mooi tafeltje in mijn club reserveren?”
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Comme chez Koen: “Het regent en dan lijkt het hier alsof het einde der tijden nabij is en de zon nooit meer terugkomt”
- Comme chez Koen: “‘Er hangt geen ene vijg meer aan mijn bomen’, klaagt Aimé. ‘Het zijn zeker die rotkinderen van de buren!’”
- Comme chez Koen: “Het is altijd al mijn droom geweest om met een staf en veldfles achter zo’n kudde schapen te lopen”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!