Koen

Comme chez Koen: “Sinds er een wolf in een wijngaard werd gefilmd, schieten de indianenverhalen alle kanten uit”

Libelle-columnist Koen Strobbe (57) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.

Zeg eens, is het jou ook al opgevallen dat we Bébé tegenwoordig niet meer horen blaffen?” Ilse en ik missen de goedaardige witte loebas die ons en de rest van het dorp al jaren belaagt, maar nu al weken onzichtbaar is. “Er zal toch niets gebeurd zijn?” “Dat kan ik me niet voorstellen”, zegt Ilse. “Er kan hier in het dorp geen mus tegen het raam vliegen zonder dat iedereen het weet, dus mocht iemand Bébé aangereden hebben, dan hadden we dat allang gehoord.”

Als ik ’s middags het dorp intrek om het nodige detectivewerk te verrichten, loop ik haast meteen de oude paardenboer tegen het lijf. Hem is het ook opgevallen dat Bébé niet meer in het dorp rondloopt, maar in tegenstelling tot ons is hij niet bezorgd, maar blij. “Dat beest zorgt er met zijn dwaze streken voor dat de paarden uitbreken, en dan kunnen mijn zoon en ik ze weer gaan vangen. Voor mijn part mag hij voor altijd wegblijven, dan zijn we daar mooi vanaf.

Als ik het aan de oude Aimé vraag, haalt die flegmatiek zijn schouders op. Hem is de afwezigheid van de witte berghond nog helemaal niet opgevallen. Hij wijst met zijn stok naar de boerderij beneden in het dorp en zegt met een ironisch lachje: “Ga het anders gewoon aan zijn baasje vragen, dan weet je het meteen.”

“‘Misschien was het de wolf wel’, zegt de notaris, met een blik die verraadt dat hij wel zou willen dat Bébé op zo’n manier aan zijn einde is gekomen”

Bébés eigenaar is de stugge en weinig spraakzame boer met wie niemand veel te maken wil hebben. Het feit dat hij zelf jager is, sluit gelukkig wel uit dat iemand van de andere jagers uit het dorp Bébé zou hebben doodgeschoten. “Misschien was het de wolf wel”, zegt de gepensioneerde notaris, met een blik die verraadt dat hij eigenlijk wel zou willen dat de witte knuffelbeer op zo’n manier aan zijn einde is gekomen.

Sinds er niet zo ver van hier bij klaarlichte dag een wolf in een wijngaard werd gefilmd, schieten de indianenverhalen in het dorp alle kanten uit: overal blijken plots schapen te zijn verdwenen of gedood, hoewel daar in de plaatselijke pers niets over te lezen valt. Zelfs de omgegooide vuilnisbakken, waarvan iedereen weet dat het de honden zijn die ’s nachts door hun baasjes worden losgelaten, zijn nu zogezegd door een wolf leeggehaald.

Kun je je voorstellen, een wolf, ’s nachts hier tussen de huizen. Je zal ’m in het donker maar tegenkomen”, huivert de notaris. Maar de arme Bébé wenst hij zo’n ontmoeting zonder verpinken wél toe, waarschijnlijk omdat hij het nog steeds niet kan verkroppen dat de slungelige Don Juan vorig jaar zijn Mechelse herder heeft zwanger gemaakt.

Het kan niemand in het dorp wat bommen”, zeg ik teleurgesteld tegen Ilse als ik terug thuiskom. “Tja, mensen kunnen wreed zijn als het op dieren aankomt”, knikt Ilse. “Maar is hij vorig jaar niet ook een tijdje verdwenen en was hij toen niet gewoon op vrijersvoeten?” We houden ons allebei vast aan die gedachte.

“Ik zie de burgemeester een briefje vastprikken: ‘Wie heeft er Bébé gezien?'”

Toch kijk ik de volgende dagen extra uit naar sporen van een drama: plukken witte vacht of een afgescheurde halsband, en ik sla kleine boswegjes in waar ik anders nooit kom. Bij de glazen kijkkast waar de gemeentelijke berichten worden geafficheerd, zie ik de burgemeester een briefje vastprikken, met daarop de boodschap: ‘Verdwenen: Pyrenese berghond. Wie heeft er Bébé gezien?’ Ik ben blij dat er toch iemand bezorgd is, maar ben nog meer verrast als de burgemeester me vertelt dat het de notaris is die hem vroeg om dat bericht daar te vast te pinnen.

De volgende dag hoor ik, tijdens een wandeling diep in het bos, van ver iemand luid roepen en ik zou zweren dat het de naam van de vermiste hond is die ik hoor. Ik loop naar de stem toe en zie tot mijn verbazing de stramme knoken van Aimé daar midden in het bos staan, terwijl hij met een stok in het struikgewas klopt en staat te roepen.

“‘Was jij nu op Bébé aan het roepen?’, vraag ik”

Als hij mij ziet, kijkt hij verschrikt op en laat z’n stok vallen. “Was jij nu op Bébé aan het roepen?”, vraag ik, blij dat de dorpelingen toch meer van de hond houden dan ze willen toegeven. Eventjes kijkt de oude Aimé me betrapt aan, en dan zegt hij met een glimlach: “Ach, wat wil je, als we jouw sentimentele ziel daar een plezier mee kunnen doen?”

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."