Koen
Comme chez Koen: “Volgens de vriend zijn mensen die met gas barbecueën pretbedervers”
Libelle-columnist Koen Strobbe (57) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.
In de zomer komt er altijd wel van ergens een barbecuegeur de tuin in gewaaid. Als je nog geen honger had, komt die dan wel vanzelf. “Zullen wij vanavond ook weer eens barbecueën?”, stel ik enthousiast voor en mijn idee wordt door Ilse en Kwinten op applaus onthaald.
Ik vertel je er al maar meteen bij dat wij voor de doorgewinterde BBQ-fanaat waarschijnlijk amateurs zijn, want wij grillen niet op houtskool, maar op een gas-exemplaar. Persoonlijk zie ik daar niets dan voordelen aan: geen gepruts met aanmaakblokjes en hinderlijke rook, het schoonmaken achteraf is een stuk makkelijker en volgens specialisten is het ook een stuk gezonder. Maar ik geef natuurlijk grif toe dat het speciale aroma van houtgloed onder het vlees, de vis of de groente helaas grotendeels ontbreekt.
We hebben vrienden op bezoek en natuurlijk koken en eten we buiten. Dus gooi ik enkele aluminium stoomzakjes met mosselen ‘op z’n Thais’ op het rooster, en nadien wat gamba’s, gemarineerde kipmedaillons en stukjes Provençaals lam. Wij hebben beleefde vrienden, dus word ik als BBQ-chef van dienst uitgebreid gefeliciteerd, maar achteraf, als het donker van de vallende avond voor een veilige gezelligheid zorgt, zegt mijn vriend toch: “En waarom hebben jullie eigenlijk geen échte barbecue?”
“Voor we er erg in hebben, zijn we een uur bezig over het eeuwige dilemma: gezellig profiteren van het leven, of op je gezondheid letten?”
Oké, daar gaan we, denk ik en ik vraag de vriend: “Geef mij dan eens jouw definitie van een echte barbecue?” “Wel, een met houtskool, een met een échte gloed, natuurlijk.” “Een toestel waar het vet dat uit het vlees valt, verbrandt en er schadelijke dampen op doet neerslaan?”, vraag ik, terwijl ik goed weet dat ik hem daarmee de gordijnen in jaag. “Ach, die gezondheidsfreaks ook altijd”, steekt hij van wal, en voor we er erg in hebben, zijn we een uur bezig over het eeuwige dilemma: gezellig profiteren van het leven, of op je gezondheid letten?
Volgens de vriend vallen de twee moeilijk te combineren, volgens mij is dat perfect mogelijk. “We hebben toch lekker gebarbecued, met gas,” plaag ik, “of heb je gelogen toen je daarnet zei dat het heerlijk was?” “Natuurlijk niet.” “En je kunt met zo’n gasbarbecue een pak dingen doen die met houtskool veel moeilijker zijn. Als ik het deksel sluit en vol gas geef, dan stook ik het daarbinnen makkelijk tot 500 graden en kan ik op een steen knapperige pizza’s bakken.”
“Voor hem kun je de wereldbevolking opdelen in zij die met houtskool grillen en zij die fake grillen”
Vooraleer de vriend pareert dat hem dat op zijn traditionele barbecue-met-deksel ook wel lukt, zeg ik: “En ik kan blíjven bakken, terwijl jij na een tijdje houtskool moet toevoegen.” Nu komt hij pas goed op dreef. Voor hem kun je de wereldbevolking perfect opdelen in zij die met houtskool grillen en zij die fake grillen. Voor ik er erg in heb, slaat hij mij met termen als ‘gezondheidspolitie’ en ‘pretbedervers’ om de oren.
Ik weet hoeveel glazen wijn hij achter de kiezen heeft, dus ik neem hem zijn tirade niet kwalijk. Zijn vrouw rolt met haar ogen en zit stiekem naar Ilse te gniffelen. Als hij uitgeraasd is, zeg ik vrolijk: “We zitten hier toch samen aan de wijn, we hebben vlees en kaas gegeten en er komt nog een suikerbom-van-een-dessert onze richting uit: dat zou de gezondheidspolitie toch nooit doen?” De vriend raakt langzaamaan door zijn argumenten heen en besluit: “Ik heb het ook niet speficiek op jou, maar op de mensen in het algemeen.” Daarop wandelt hij lichtjes wankelend naar het toilet.
“Je moet het hem vergeven,” zegt zijn vrouw, “ik denk dat het de weerbots is van de afgelopen achttien maanden. Plots is hij helemaal losgeslagen en wil hij tot op de bodem genieten van elk moment, elk glas, elke gelegenheid om op restaurant te gaan.” “We begrijpen dat”, zegt Ilse. “Sommige mensen hadden het er moeilijker mee dan andere.” “Ik weet niet of jullie het gezien hebben, maar hij is twaalf kilo bijgekomen…” Ja, dat hebben we gezien.
Als de vriend van het toilet terugkomt, lijkt hij de hele heisa al vergeten. Hij laat zich in zijn stoel ploffen en vraagt enthousiast: “Bon, waar blijft dat dessert?”
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Comme chez Koen: “Dorpshond Bébé is dood. Gevonden in een stropersklem. Het dorp is verdrietig en boos”
- Comme chez Koen: “‘Weet je dat paarden racisten zijn?’ vroeg hij. ‘Ze staan altijd kleur per kleur in de weide’”
- Comme chez Koen: “Ik zie niet één muis, maar moedermuis met een vijftal muizenkinderen”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!