Koen
Koens column: “William en ik hebben niet veel gemeen, behalve dan het feit dat onze vrouwen hartsvriendinnen zijn”
Koen Strobbe (57) keert na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Bij een inderhaast geΓ―mproviseerde herfstbarbecue krijgen we William en Els over de vloer. Els is een jeugdvriendin van Ilse. Als kind hebben ze nog samen gedriewielerd en later hebben ze elkaars eerste lieven gekeurd en samen op de schoolbanken gezeten. DΓ‘t soort vriendinnen. Hoewel er tijdens de twintig jaar die we in Frankrijk woonden wat afstand is gegroeid, is de vriendschap hecht gebleven, en nu we terug zijn, lijkt het voor hen alsof we nooit zijn weggeweest.
Terwijl Els en Ilse achter een gin-tonic luid lachend honderduit aan het keuvelen zijn, sta ik wat in de kolen te morrelen, met William aan mijn zij. βJa, jaβ, zegt William. William zegt altijd βja, jaβ als hij wil aangeven dat hij best wel een conversatie met mij wil starten, maar zelf geen flauw idee heeft van wat we elkaar zouden kunnen vertellen. Want William en ik hebben eigenlijk niet veel gemeen, behalve dan het feit dat onze vrouwen hartsvriendinnen zijn en dat we hen allebei momenten als deze gunnen.
Ilse vraagt mij weleens of ik het erg vind om me met William te moeten bezighouden als zij Els uitnodigt. Ik wuif haar bezorgdheid dan natuurlijk weg. βAch, hij is ondertussen al een stuk losser geworden.β Waarop Ilse me schuin aankijkt en zegt: βJa, ja.β
βWeet je wat het is met katten,β zegt William plots uit het niets, βze laten je nooit onverschillig, je houdt ervan of je moet er echt niets van hebben.β Terwijl ik de worstjes omdraai, probeer ik te achterhalen waarom William dit zegt. Waren we aan het praten en heb ik niet geluisterd? William merkt mijn verbazing op en wijst naar een boom vlakbij, waarin op een dikke tak de donzige kat van de buren begerig naar het vlees zit te kijken dat op het rooster ligt.
“Ilse vraagt mij weleens of ik het erg vind om me met William te moeten bezighouden als zij Els uitnodigt. ‘Ach, hij is ondertussen al een stuk losser geworden’, zeg ik dan”
βEn jij bent dan, eh, voor of tegen?β vraag ik voorzichtig. βIk moet er niets van hebbenβ, zegt William zo kordaat als ik hem tot nu nog nooit een onderwerp heb weten aansnijden. βZe kakken je tuin vol, of nog erger: je terras. En als ik bij mensen in huis kom waar alles, tot de zittingen van de stoelen en de sofa toe, vol haren hangt, dan wil ik meteen weer weg.β Niet echt een kattenliefhebber dus, die William. Ik prijs onszelf gelukkig dat wij geen poes in huis hebben. De reden daarvoor is Kwintens allergie voor kattenhaar.
βMaar ze doen toch ook wel heel veel goeds?β probeer ik voorzichtig. βZe vangen muizen, ze fleuren de dagen van ouderlingen op en ze zijn in het algemeen een goede remedie tegen eenzaamheid.β Ik heb William duidelijk geΓ―ntimideerd met mijn zin voor nuance. Hij kijkt stil in zijn glas en zwijgt. βHeb jij misschien al eens iets aan de hand gehad met een kat, of zo?β vraag ik, terwijl ik de worstjes inspecteer met de bedoeling om ergens een mankement te ontdekken dat mij een alibi verschaft om de poes er eentje toe te werpen.
” ‘Ik moet niets hebben van katten’, zegt William zo kordaat als ik hem tot nu nog nooit een onderwerp heb weten aansnijden”
βMijn moeder is zoβn cat womanβ, zegt William. βDe beesten lopen er gewoon over het aanrecht en zij zegt er niets van. Vorige week waren Els en ik bij haar op bezoek en hing er kattenhaar op het glazuur van de eclairs. Walgelijk.β Ik wil iets zeggen, maar William is nu helemaal op dreef. βKun je je voorstellen: dat mens wast zelfs niet eens haar handen als ze de katten heeft vastgehad en daarna het eten aanraakt.β βDat mensβ, denk ik bij mezelf. Wie spreekt er zo over zijn eigen moeder?
Ik zeg: βJa, met de hygiΓ«ne wil het bij sommige eigenaars van huisdieren weleens mislopen, dat geldt trouwens zowel voor katten- als hondeneigenaars. Wij hadden vroeger ook honden in huis, maar onze ouders hebben ons altijd geleerd dat een dier een dier blijft, en dat daar ranzige ziektes mee gepaard kunnen gaan wanneer je niet altijd je handen wast als je zoβn beestje hebt geaaid en nadien iets in je mond wilt steken.β
De worstjes zijn klaar. Ik zet het rooster hoger en loop met William naar onze echtgenotes. Als ik ga zitten, zie ik, lichtjes in paniek, dat de poes niet meer in de boom zit. Ik spring recht, maar als ik bij de barbecue kom, blijkt er niets aan de hand. Vermoedelijk begrijpt de poes van de buren mensentaal en heeft ze zich op tijd voor William in veiligheid gebracht.
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Koens column: “Als tiener was ik goed op weg om een eenzaat te worden”
- Koens column: “De man van de bank is toondoof voor mijn hint naar wat meer beleefde afstand”
- Koens column: “Op ons scherm zien we een witte puppy. ‘Zeg hallo tegen de nieuwe BΓ©bΓ©’, glundert AimΓ©”
Volg ons opΒ Facebook,Β Instagram,Β PinterestΒ en schrijf je in op onzeΒ nieuwsbriefΒ om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!