Koen
Koens column: “Na 20 jaar Uzès zijn we vergeten hoe snel de dagen hier in de herfst beginnen te korten”
Koen Strobbe (57) keert na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Kwinten komt thuis van een fietstochtje met wat nieuwe kameraden. Hij heeft zich moeten haasten om voor het donker thuis te zijn en zucht: “Man, dat de winter maar snel voorbij is.” Ik denk stilletjes dat de winter nog niet eens begónnen is. Na twintig jaar Uzès zijn we helemaal vergeten hoe snel de dagen in herfstig België beginnen te korten. In Zuid-Frankrijk schijnt de zon in hartje winter om zes uur ’s avonds nog, terwijl het dan in België al stikdonker is. Zelfs na jaren konden vrienden en familieleden er nog lyrisch over doen, als ze via een videogesprek zagen dat het bij ons nog helder was.
De combinatie van winteruur en Allerheiligen in éénzelfde lang weekend doet ons natuurlijk geen goed en de tocht naar het kerkhof waar Ilses papa begraven ligt, rijt nauwelijks helende wonden open. Natuurlijk mis ik hem ook, maar voor Ilse, haar mama en haar broer is deze dag stukken erger.
“‘Hé, als we nu eens kastanjes gingen poffen in de tuin?’, zegt Kwinten geestdriftig”
Als we ’s avonds thuiskomen, wil Kwinten er voor zijn mama zijn en zegt hij geestdriftig: “Hé, als we nu eens kastanjes gingen poffen in de tuin, zoals… vroeger?” Hij draait het woord ‘vroeger’ om in zijn mond alsof hij het nog kan proeven. We hebben pas een zakje kastanjes gekocht en de gasbarbecue staat nog buiten; zomaar een groot vuur maken in de tuin is hier immers niet zo vanzelfsprekend en een vuurkorf hebben we niet.
Het is gezellig buiten. We hebben jassen aangetrokken en staan rond de gasgloed alsof het een gezellig kampvuur is. Kwinten draait met een tang de kastanjes om. Ergens in het donker horen we het geritsel van een egel die onder de gevallen bladeren een warm nest voor de winter maakt. Bij de gloed van het gasvuur zie ik een lachje op Kwintens gezicht verschijnen. Hij wrijft troostend over zijn mama’s rug, kijkt omhoog en zegt geestdriftig: “Wie weet sneeuwt het binnenkort wel!”
Meteen zie ik terug de kleine jongen voor me, die bij me op schoot kroop en zijn beklag maakte dat er nooit eens zo’n lekker pak sneeuw viel als bij de neefjes in België. Wat niet altijd klopte, want in een bepaald jaar stonden we ’s morgens op en lag er zo’n dikke laag witte pret op de grond dat Kwinten niet naar school kon en we een iglo maakten. Hij, ik en de sneeuwhut pronkten de volgende week op de cover van Le Républicain d’Uzès, het plaatselijke krantje.
“De rokerige smeuïgheid van de kastanjes voert ons als een teletijdmachine naar gezellige Franse herfstavonden”
De kastanjes smaken heerlijk. De rokerige smeuïgheid voert ons als een teletijdmachine naar gezellige Franse herfstavonden. We halen herinneringen op, vragen ons af hoe het nog met die of gene schoolkameraad van Kwinten zou zijn en laven ons aan anekdotes over de mensen die we achterlieten. Als de laatste kastanje gepoft is, zegt Ilse resoluut: “Tijd om Aimé en Marceline nog eens te bellen, want dat is alweer veel te lang geleden.”
Aimés stem kraakt wanneer hij de telefoon oppakt. “We waren net kastanjes aan het eten”, verontschuldigt hij zich. We lachen over het ongelooflijke toeval en Ilse roept in de hoorn: “En vertel ons nu niet dat bij jullie de zon nog schijnt!” “Echt schijnen doet ze niet meer, maar ik kijk wel naar een fenomenaal mooie zonsondergang”, antwoordt Aimé. We leggen op en bellen meteen terug, met video. Als Aimé zijn toestel door het open raam naar de horizon richt, worden we stil. De hemel is één rode gloed met gele en blauwe strepen erdoorheen. De schoonheid ontneemt ons de adem.
Alsof ze ons nog wat willen plagen, gaan Marceline en Aimé met de gsm buiten op hun bankje zitten. “En kijk eens wie we hier hebben”, zegt Aimé. We zien een snoet voor de lens verschijnen en zijn verbaasd over de razendsnelle groei van herdershond Bébé.
“En moeten jullie nu eens iets weten,” begint Marceline, “de boer die vroeger de échte Bébé had, heeft zelf ook weer een nieuwe Pyrenese berghond gekocht.” “En hij heeft hem prompt ook weer Bébé genoemd”, horen we Aimé op de achtergrond grommelen. “Dus nu zijn er twéé Bébés in het dorp?”, vragen we enthousiast, en bij de gedachte aan de knorrige oude notaris, die het al op zijn heupen kreeg van één exemplaar, lachen we samen de donkere herfst weg.
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Koens column: “De dreigende hond kan elk moment op ons afstormen”
- Koens column: “Volgens onze vrienden moeten we snel een elektrische fiets kopen”
- Koens column: “William en ik hebben niet veel gemeen, behalve dan het feit dat onze vrouwen hartsvriendinnen zijn”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!