Koen
Koens column: “We hebben mensen gekend die ‘voor een weekje’ terug naar België gingen, en nooit nog terugkeerden”
Koen Strobbe (57) keert na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Als ik in een magazine of krant een verhaal ontdek van mensen die hun leven verlegd hebben naar het buitenland, ben ik altijd meteen verkocht. Dat was al zo toen we zelf nog onder de zon woonden, want je zoekt in zo’n verhaal naar vergelijkingspunten: hebben die mensen om dezelfde redenen als wij het roer omgegooid? Zijn ze gelukkig met hun verhuis? Nu we terug zijn, zoek ik andere dingen: was het moeilijk aanpassen in hun nieuwe stek? Hebben ze veel contact met de plaatselijke buren? Wat dóén ze daar eigenlijk?
Het goddelijkst vind ik de grote dosis naïviteit die vaak in dat soort verhalen zit, vooral omdat je er deels jezelf in herkent, toen je zelf de stap naar het onbekende waagde. Het verhaal dat ik vandaag lees, is dat van een gepensioneerd redacteur van een krant, die eindelijk z’n droom heeft waargemaakt en een huis in een Frans plattelandsdorp heeft gekocht.
Ongeveer elke zin is herkenbaar, en het zijn vooral de ‘maars’ die het verhaal kruiden. “Het is hier zoveel rustiger dan in België, maar ook eenzamer”. Of: “We leven hier een stuk gezonder, maar je moet ook niet ziek worden, want het is een halfuur rijden tot bij de dichtstbijzijnde huisarts, om over een ziekenhuis nog te zwijgen.”
“Wie geen diepvriezer heeft, moet aardig wat kilometers afleggen om niet te verhongeren, daar in het zonnige Frankrijk”
De man beschrijft het dorp waar zijn vrouw en hij zijn neergestreken. Hij heeft het over de gevels van de huizen, waarop nog de namen geschilderd zijn van cafés, bakkers, slagers, kapperszaken en restaurantjes. Maar de verf is afgebladderd en de luiken zijn dichtgetimmerd: uit de meeste Franse plattelandsdorpen is elke handelsactiviteit verdwenen. Per vijf of zes dorpen is er één, net iets groter, dorp waar wel nog een café of een bakker actief is, en daar rijdt iedereen uit de wijde omgeving dan met de auto naartoe.
Ja, wie geen diepvriezer heeft, moet aardig wat kilometers afleggen om niet te verhongeren, daar in het zonnige Frankrijk.
Is dat erg? Natuurlijk niet. Wij hebben daar nooit over geklaagd. Je leert vanzelf om met heel veel aandacht je inkooplijstjes op te stellen, je koopt meer en grotere koeltassen en je begint zelf brood te bakken. Het past allemaal in het onthaastingsproces waarvoor de meeste emigranten uiteindelijk vanuit ons drukke landje naar daar zijn getrokken. Maar sommige mensen kunnen daar dus niet aan wennen.
We hebben de voorbije twintig jaar heel wat landgenoten zien komen en gaan. Als ze terugkeerden, had dat meestal met ‘gemis’ te maken. De kinderen (of kleinkinderen, die er pas kwamen nadat oma en opa al waren verhuisd), de vrienden, de buren, noem maar op… Als dat gemis lang genoeg knaagt, vreet het je op. En dan kan het simpele vergeten van eieren of een karton melk (“Nu moet ik verdomme wéér twintig minuten met de auto heen en weer!”) voldoende zijn om de weegschaal naar ‘het is genoeg geweest, we gaan terug’ te doen doorslaan.
“De impulsiviteit van het terugkeren kan soms nog groter zijn dan die van het vertrekken”
Wie van ons heeft er in haar of zijn familie of vriendenkring nog geen mensen zien vertrekken, van wie je dacht: hopelijk is het geen al te impulsieve beslissing? Neem het van me aan: de impulsiviteit van het terugkeren kan soms nog groter zijn dan die van het vertrekken. We hebben mensen gekend die voor een week terug naar België reden en nooit meer zijn teruggekeerd. Een immokantoor kreeg de sleutel van het huis en mocht het met inboedel en al verkopen, zo diep zat het. Vaak waren Ilse en ik ook niet echt verbaasd als we het hoorden, omdat we de romantische plattelandslichtjes in hun ogen elke maand een beetje meer hadden zien doven.
Nu, om terug te komen op de desolaatheid en plattelandsvlucht in veel van die Franse dorpjes: ik moet zeggen dat dát ook niet echt iets is wat ik mis. De zon, de natuur, de rust: die mis ik natuurlijk wel. Maar het comfort om, bij wijze van spreken, op elke hoek een supermarkt, een apotheek, een bakker of een slager te vinden: dat werpt toch ook wel een heerlijk stukje zon op ons leven hier.
LEES MEER VAN KOEN STROBBE:
- Koens column: “We missen Kwinten in de zetel, naast ons”
- Koens column: “Dit kindje wil vast weten hoe ver zijn ballon gevlogen is”
- Koens column: “Het bangst waren we voor Kwinten, maar hij vindt het keileuk hier”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!