Koen
“Van overal doken nonkels, buren en vrienden op, elk met dé beste remedie tegen de bruine puisten in mijn gazon”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Over de oorlog verklaren aan de molleninvasie
Er zijn weinig dingen die zo typisch mannelijk zijn, als een hekel hebben aan mollen. Ik zie elke molshoop als een oorlogsverklaring. Ilse is daar filosofischer in. Zij relativeert de bruine puisten in ons gazon onder het motto: komt wel weer goed. Aangezien we pas deze zomer in het nieuwe huis kwamen wonen, is het stukje gazon rond het huis nog maagdelijk, en beschouw ik het groen een beetje als de lak van een nieuwe auto: in het begin waak je er angstvallig over dat er nergens een krasje verschijnt.
Toen ergens half oktober dus de eerste molshopen opdoken in de troetelperceeltjes waaraan Ilse en ik weken gewerkt hadden om ze van stenen te ontdoen, de grond mooi fijn te frezen, alles goed in te zaaien, te harken en er dan met de wals over te gaan, was ik in alle staten. Ik weet immers uit ervaring wat zo’n mol kan doen.
In het begin is het een hoopje hier en ginds, en stamp je de heuveltjes gewoon weer dicht met je voet. Maar eens je daaraan begint, lijkt het alsof de diertjes een soort onderlinge solidariteitsbeweging oprichten en massaal vanuit de hele buurt naar jouw tuin afzakken. Ik heb het als kind in de tuin van mijn ouders gezien. Mijn vader zette af en toe wel eens een val, en ving dan geregeld een mol. Maar ervan af geraken: zover kwam het nooit.
Het lijkt alsof de mollen een soort onderlinge solidariteitsbeweging oprichten en massaal vanuit de hele buurt naar jouw tuin afzakken
Het had wel een verbindende factor, zo’n molleninvasie in je tuin. Van overal doken nonkels, buren en vrienden op, elk met dé beste remedie. En allemaal kwamen ze met tips en trucs die vandaag de dag gelukkig als not done en dieronvriendelijk worden gezien. Er was er één die exact wist in welk gangetje (de kenners noemden zo’n gangetje een ‘rit’) je de val moest zetten om een mol te snel af te zijn.
Iemand anders was een held met de spade en stond soms een uur lang, stil als een reiger te wachten, om dan bliksemsnel toe te steken en een spartelende mol uit de grond te scheppen. Nog een andere buur kwam met een soort dynamietachtige staafjes, die je in de grond stopte en aanstak, om de mollen te vergassen. Met als enig resultaat dat we de volgende ochtend meer molshopen zagen dan ooit tevoren.
De man in kwestie werd er zo kwaad van dat hij een paar dagen later tot onze grote verbazing met een lange slang opdook, die hij aan de ene kant in de aarde liet verdwijnen en aan de andere kant op de uitlaat van zijn auto aansloot. Waarna hij de motor een halfuur liet draaien en het rokende gazon er uitzag als het landschap in een film over de loopgrachten van de Eerste Wereldoorlog.
We hebben toen twee weken geen molshoop meer gezien… tót een nieuwe generatie mollen het verlaten land van hun gevallen voorvaderen trots weer innam, natuurlijk. Om maar te zeggen dat ik dus heel goed weet dat de strijd tegen onze blauwzwarte pelsen vrienden ongelijk is en zelden in het voordeel van de mens uitvalt.
Er komt altijd wel weer een nieuwe generatie mollen die het verlaten land van hun gevallen voorvaderen trots weer innam
Een kennis die in dezelfde gemeente woont, stuurt ongevraagd zijn oude vader Gaston om te helpen. Bij hem in de buurt staat hij bekend als de Mollenman. Als hij onze tuin binnenloopt, herken ik onmiddellijk álles wat ik jaren geleden in de tuin van mijn vader heb gezien: de vaste, overtuigde tred en die hele lichaamshouding die zegt: we zullen dat hier eens snel gaan oplossen. Gaston vertelt dat het mollenvangen al van kindsbeen af in zijn bloed zit.
Hij heeft een zakje mee, met daarin een soort pasta die hij van gifkorrels heeft gemaakt en die hij hier en daar in de gangen van onze onwelkome gastjes begint te proppen. Kwinten en ik kijken met grote ogen naar elkaar. Als we dat gif zien, worden de molshopen plots heel wat relatiever. Terwijl Gaston zijn ding doet, vertelt hij me dat een andere efficiënte oplossing is om vierentwintig uur per dag radio’s op het gazon te zetten en te laten spelen. Dat verjaagt de mollen ook.
De brave man is nog geen vijf minuten weg, of Kwinten begint met een tuinschopje alle gif terug uit te graven. Hij heeft onlangs een film over de Eerste Wereldoorlog gezien en wenst niemand zo’n gifdood toe. Ik beschouw trots het strijdtoneel en loop naar binnen. In elke oorlog heb je gelukkig ook weerstanders.
Meer van onze columnisten:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!