Koen

“Dat ik nu op de plek sta waar mijn groottante Emilie haar nieuwe leven in Amerika begon, doet me wel iets”

Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Over de opvallende contrasten in New York

Onze reis door Amerika schiet al aardig op. New York was alles wat we ervan verwacht hadden: bruisend, druk en bijzonder heet. En ook vol ongelijkheid in het straatbeeld, met veel armoede. Die maakt trouwens historisch deel uit van deze gigantische stad. Dat werd duidelijk tijdens ons bezoek aan Ellis Island, het eiland waar een eeuw geleden de ‘nieuwe Amerikanen’ passeerden vooraleer ze het land binnen mochten.

Hoewel iedereen al van ver door het Vrijheidsbeeld werd verwelkomd, kwam men toch eerst op dit eiland terecht, waar mensen gekeurd werden als vee en bij het minste ‘defect’ een merkteken op hun kledij kregen dat ervoor kon zorgen dat ze op het volgende schip terug naar huis werden gezet.

Ook mijn eigen familie is hier gepasseerd. Na wat zoekwerk vond ik de vermelding van mijn groottante Emilie Strobbe, de zus van de vader van mijn vader, die hier in 1906 arriveerde en er met haar man aan een nieuw leven begon. Ze werd hier gelukkig en zag België nooit terug. Het doet wel iets om nu als toerist op de plek te staan waar zolang geleden een ver familielid aan haar grote droom begon.

Na wat zoekwerk vond ik de vermelding van mijn groottante Emilie Strobbe die in 1906 in New York arriveerde en er met haar man aan een nieuw leven begon

Wat me de voorbije dagen opviel, zijn de rare tegenstellingen die je hier in Amerika vindt. Als je in New York rondwandelt, lijken Amerikanen overal en altijd te eten en te drinken. Het is dan ook geen groot geheim dat je hier veel extreem zware mensen tegenkomt. De andere kant van de medaille zie je als je tot in Central Park wandelt, waar in de vooravond honderden mensen je in de schaduw van de bomen in blitse fitnesspakjes voorbijstuiven, terwijl het nog altijd 30 graden warm is en het zweet van hun lijven gutst.

Ook opvallend is de regelmanie die er heerst: enerzijds lijkt de stad één grote chaos, anderzijds lopen er ongelooflijk veel mensen in allerlei uniformen rond, die de wanorde in goede banen proberen te leiden. We staken kruispunten over waar drie agenten tegelijk het verkeer regelden, en als je de ferry naar het Vrijheidsbeeld neemt, maken tientallen bewakers je duidelijk wat wel en niet mag, hoe en waar je in de rij moet gaan staan en tegen welk tempo je de ferry op en af moet lopen.

Maar iedereen is wel enorm vriendelijk, nochtans hadden heel wat mensen die New York goed kennen ons gewaarschuwd voor de ónvriendelijkheid van z’n inwoners, een beetje zoals de ‘rest van Frankrijk’ dat doet over Parijzenaars. Maar dat valt dus reuze mee.

Met de plaatselijke horeca zijn onze ervaringen minder goed. Iedereen die naar de States reist, weet wel dat winkels en restaurants hier wat anders werken: de prijzen worden zonder BTW geafficheerd én je wordt, in bars en restaurants dan, geacht om achttien procent (of meer) fooi bij de rekening te tellen. De laatste keer dat ik hier was, was dat nog tien procent. Handige obers tellen op je rekening trouwens zelf al bij wat ze als fooi verwachten. We hebben er ons al heel filosofisch bij neergelegd dat we de eerste weken na onze terugkeer de stand van onze bankrekening beter even negeren.

We hebben er ons al heel filosofisch bij neergelegd dat we de eerste weken na onze terugkeer de stand van onze bankrekening beter even negeren

Ondertussen zijn we ook al Washington en San Francisco gepasseerd, allebei steden die veel ‘Europeser’ aanvoelen dan New York, wellicht omdat ze kleiner zijn, met lagere gebouwen en minder verkeer. Eugene, de taxichauffeur die ons van de luchthaven van San Francisco naar ons hotel in de binnenstad bracht, had medelijden met ons, toen hij hoorde dat we uit België kwamen. Met die oorlog zo dichtbij en de gigantisch gestegen levensduurte, kón het geen pretje zijn om in ons land te wonen.

Hij sprak met een accent, en bleek uit Eritrea te komen, maar dat mocht geen hindernis vormen om medelijden te tonen met ons, arme Europeanen. Tot we bij ons hotel aankwamen en hij bijzonder assertief liet weten dat hij de vijfentwintig procent fooi die ik hem wilde geven toch maar magertjes vond. Ik wilde nog iets zeggen over de oorlog en de gigantisch gestegen levensduurte in ons mooie landje, maar we waren alle drie enorm moe en Ilse stopte hem rap nog een vijfdollarbiljet extra toe. Dat maakte de Amerikaan in Eugene gelukkig, en hij reed goedgeluimd weg.

Deze columns vind je misschien ook leuk:

Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."