Openhartig
“Je kunt je niet voorstellen dat het leven na de dood van je kind ooit weer aanvaardbaar wordt. Het lukt, maar de lucht wordt nooit meer zo blauw”
Door Annelies Dyck

Hij beleefde immens succes als reclamegoeroe, maar ook onmetelijk verdriet toen zijn zoon stierf. Toch bleef Guillaumes talent voor geluk overeind en ging hij weer aan het schrijven. In ‘Rozeke’ verwerkte hij het leven van zijn overgrootvader tot een ongemeen mooie roman. Redactrice Annelies interviewde hem.

In maart 2011, twee maanden voor ik mijn eerste zoon op de wereld zou zetten, moesten Guillaume Van der Stighelen (68) en zijn vrouw Kris hun zoon afgeven. Het was voorpaginanieuws: de 21-jarige Mattias viel tijdens een kotfeestje in een keldergat naar beneden, een noodlottig ongeval dat hem fataal werd. “Het is alsof de stekker bij jezelf wordt uitgetrokken”, vertelde Guillaume daarover later in een interview.

In de jaren na Mattias’ dood zou ik Van der Stighelen nog geregeld horen, zien en lezen: op tv in ‘De Slimste Mens’, op het podium met zijn coverband De Grungblavers, in de krant als peter van ‘Missing You’, een vzw die jongeren in rouw wil ondersteunen. En iedere keer weer betrapte ik mezelf op de gedachte: hoe is het mogelijk dat die man nog overeind staat? Dat hij na zo’n allesverterend verlies nog kan lachen, creatief zijn, een heldere mening formuleren en andere mensen met een verlieservaring kan troosten?

Rozeke: over het leven van zijn overgrootvader

Het geheim, zo zal blijken tijdens ons gesprek, is dat hij en zijn vrouw Kris zich hebben laten dragen. Door intens omringd te zijn geweest door vrienden en familie kwam er heel langzaam weer ruimte om bezig te zijn met datgene wat hem vreugde schonk: schrijven. Zijn ogen fonkelen wanneer hij vertelt over ‘Rozeke’, zijn romandebuut dat onlangs verschenen is.

Inspiratiebron was het leven van Guillaumes overgrootvader, een Antwerpse loodgieter die zich wist op te werken tot aannemer in sanitair. De geschiedenis van zijn naamgenoot – de Guillaume die vandaag voor me zit, is genoemd naar zijn overgrootvader – fascineerde hem zodanig dat hij begon te spitten. Het resultaat is een roman waar we bij Libelle van houden: ontroerend mooi geschreven, met sterke vrouwenfiguren, die een vergeten stukje geschiedenis blootleggen.

Guillaume: “Mijn overgrootvader had een grote zaak in sanitair, met eigen toiletten en urinoirs. Op dat porselein stond ‘Guillaume Van der Stighelen’, met de tekening van een roosje. Ik herinner me dat mijn tantes tegen mij zeiden: ‘Op jouw naam kon je pissen in den opera.’ (lacht) Na de Eerste Wereldoorlog had mijn overgrootvader alle openbare gebouwen in Antwerpen van sanitair mogen voorzien, omdat hij de enige was die niet voor den Duits had gewerkt. Hij had nochtans goed geprobeerd, beweerden mijn tantes. (lacht)

Hij is geboren in 1852 als zoon van een ambachtsman, begonnen als loodgieter en heeft zich opgewerkt tot gefortuneerde zakenman met veel eigendommen. Hij trouwde met de dochter van een diamantair en ze kregen drie zonen. Maar op een zeker moment heeft hij de band met de familie doorgeknipt. Mijn grootvader – Guillaumes zoon dus – werkte mee in de familiezaak, maar plotseling werd hij met zijn gezin op straat gezet. Niemand weet precies waarom.”

Mijn overgrootvader werkte tijdens WO I als enige niet voor ‘den Duits’. Hij had nochtans goed geprobeerd, zeiden mijn tantes

Je verhaal schetst de periode tussen 1850 en 1940 in Antwerpen. Linkeroever was een soort Knokke avant-la-lettre met een casino waar de rijken kwamen paraderen. En de stad kende drie zware cholera-epidemieën, dat wist ik helemaal niet.

“Mijn overgrootvader was loodgieter, maar er was geen waterleiding in die tijd. Hij legde dus gasleidingen voor verlichting aan. Ik heb veel boeken gelezen over die periode, ik wilde weten: poetsten die mensen hun tanden? Hadden zij onderbroeken aan? Gingen ze naar de kapper? De stad werd meermaals zwaar geteisterd door cholera, ‘de blauwe dood’ noemden de mensen dat.

Het was vergelijkbaar met corona: niemand wist waar de ziekte vandaan kwam en hoe mensen besmet raakten. Pas later bleek de bacterie mee te komen met de schepen vanuit Pakistan en het Midden-Oosten. Ze werd verspreid door vervuild drinkwater. Er zijn drie zware golven nodig geweest vooraleer de toenmalige burgemeester van Antwerpen een waterleiding liet aanleggen. Het was toen al 1892.”

Het kader van je boek klopt historisch gezien, de persoonlijke invulling ervan is ontsproten aan je fantasie, zie ik dat juist?

“Ja. Maar eigenlijk schreef het boek zichzelf. Ik had nog nooit fictie geschreven, wel boeken over marketing en maatschappij, en veel opiniestukken. Maar ik merkte: dit is wel héél plezant. Ik hoefde niks te verzinnen, geen plot te bedenken, ik moest het maar opschrijven. Elke dag las ik over de geschiedenis van Antwerpen, en de volgende ochtend werd ik wakker met het vervolg van het verhaal.”

Heb je je eigen grootvader nooit kunnen vragen naar de ware toedracht?

“Ik heb mijn grootouders nooit gekend. En mijn ouders zijn jong gestorven. Of toch vóór ik de leeftijd had waarop ik interesse begon te krijgen in mijn familiegeschiedenis en het hen kon vragen.”

Uit wat voor nest kwam je?

“Een groot en warm gezin, ik was de middelste van vijf kinderen. Het beste beeld waarmee ik mijn ouders kan vergelijken is Richard Gere die Debra Winger uit de fabriek gaat halen in ‘An Officer and a Gentleman’. Mijn moeder was de dochter van een cafébazin, mijn vader was zeeman. Ze trouwden toen hij vierentwintig was en zij eenentwintig en trokken een tijdje naar Amerika.

Mijn moeder was de dochter van een cafébazin, mijn vader zeeman. Hij was net Richard Gere die Debra Winger uit de fabriek gaat halen in ‘An Officer and a Gentleman’

Mijn moeder was een beeldschoon meiske met donkere krullen en blauwe ogen, schrijf dat vooral op. Het was een romantisch plaatje. Maar er was ook een keerzijde. Mijn moeder is haar leven lang ziek geweest als gevolg van het stof van de bombardementen tijdens de oorlog. Ze had zware astma, twee keer per jaar lag ze wekenlang in het ziekenhuis. Ze nam cortisone om te kunnen overleven, maar ze was nog geen vijftig toen ze stierf.”

Nogal een romanticus

Voor je startte in de reclamesector heb je zelf een tijdje een café gehad in Antwerpen, net als je grootmoeder.

“Ik heb mijn studies tuinarchitectuur nooit afgemaakt omwille van een mislukte liefde, ik was nogal een romanticus. Ik was compleet op de dool, hing maar wat rond in de stad. Eén dag per week werkte ik in een restaurant van zes uur ’s avonds tot de volgende ochtend. Van dat geld kon ik een week leven. Af en toe vroeg er weleens iemand of ik mee achter de toog wilde staan.

Zo heb ik de stiel geleerd en gedacht: ik kan net zo goed zelf een café beginnen. ‘Den Billekletser’ in Antwerpen, een succesvol café. Ik heb dat indertijd gekocht voor 400.000 frank – 10.000 euro – en een jaar later verkocht voor 1,5 miljoen frank. Ik was toen tweeëntwintig. In België betaal je geen belasting op de meerwaarde, dus ik wist al snel: de beste manier om geld te verdienen, is een zaak kopen en nadien verkopen.”

En dat doe je nadien nog eens. Samen met André Duval start je in de jaren 90 je eigen reclamebureau Duval Guillaume. Je bent het brein achter de campagnes ‘VTM kleurt je dag’, ‘Mijn thuis is waar mijn Stella staat’ en ‘Het ruikt hier naar Douwe Egberts’. Op jullie hoogtepunt hadden jullie vestigingen in Brussel, Antwerpen, New York en Parijs. Jullie verkochten de zaak, jij zou nog advies blijven geven. Dat is tot 2 maart 2011, de dag waarop je zoon verongelukt.

“Het plan was dat ik nog een wereldwijde rol zou spelen, ja. Ik mocht mensen in de sector inspireren en enthousiasmeren, iets wat ik heel graag deed. Ik was net terug van een eerste hervorming van een reclamebureau in Milaan. ’s Avonds kwam ik thuis, de volgende ochtend stond de politie hier aan de deur. ‘Vergeet dit jaar, concentreer je maar op thuis’, zeiden ze. Maar ik wist: ik kan nooit meer terugkeren naar de reclame. Ik had andere zorgen, ik moest overleven.”

Ik sta er nog altijd versteld van dat jullie dat gelukt is.

“In 2006 werd de peuter Luna doodgeschoten door Hans Van Themsche. Haar ouders waren goeie vrienden van ons, ik zat in New York toen ik het nieuws vernam. De hele terugvlucht dacht ik: hoe kunnen die mensen ooit weer verder leven? Ik kon me dat niet inbeelden. Nu weet ik: als buitenstaander kun je je niet voorstellen dat het ooit weer aanvaardbaar wordt. Dat het lukt. Maar het is anders. De lucht wordt nooit meer zo blauw als ervoor, er is altijd die donkere wolk.”

Als buitenstaander kun je je niet voorstellen dat het leven na de dood van je kind weer aanvaardbaar wordt. Het lukt, maar de lucht wordt nooit meer zo blauw als ervoor

Ook in je boek sterft er een kind – ik ga niet verklappen wie, voor onze lezers.

“Ja, en de manier waarop mijn personages ermee omgaan, is: ‘We moeten sterk zijn, het zal wel overgaan.’ We hebben na Mattias’ dood veel brieven gekregen van mensen die hetzelfde hadden meegemaakt. Een vrouw schreef: ‘Wij hebben vijfentwintig jaar geleden ons dochtertje verloren. Het leek ons goed om er niet over te praten en het te laten rusten. Bij het lezen van uw verhaal hebben wij een weekend samen zitten wenen, en het heeft zo goed gedaan.’ Vijfentwintig jaar! In elke boterham die je smeert, in elke kop koffie die je uitschenkt, zit dat kind.”

Onnoemelijk veel steun

Jullie zijn er nog, beleven zelfs plezier aan het leven. Wat is jullie redding geweest?

“Slachtofferhulp belde ons en zei: ‘Dit is te groot om alleen te dragen. Aanvaard alle hulp, zet uw deur open.’ Ik zou mezelf van nature eerder opgesloten hebben, maar ik heb geluisterd en dus liet ik iedereen binnen. Een vriend uit New York zei: ‘Zal ik afkomen?’ En ik zei: ‘Graag.’ De vrienden van Mattias hebben hier weken gebivakkeerd. Er hing een kalender met wie voor ons kwam koken, drie maanden lang. Je kunt je niet voorstellen hoeveel steun dat gaf.

Ik wandelde wel graag, maar ik durfde niet naar buiten. Wel, er was een beurtrol: elke dag was er iemand om mij uit te laten voor een toertje rond het park. Mensen zeggen weleens: ‘Ik heb bewondering voor hoe je dat gedaan hebt. Dat maakt mij ambetant. We hebben niks gedaan, we hebben geluk gehad dat we zoveel mensen aan onze zijde hadden. Zij hebben ons over dat grote gat gedragen.

En het tweede wat geholpen heeft: professor Daniel Berckmans van de KU Leuven belde me op na Mattias’ dood. Hij had een kindje verloren en zei: ‘Ik wil je graag één raad geven: raak hem goed aan voor je hem begraaft. Je zult me daar later dankbaar voor zijn.’ Inderdaad. Er was een zekere schroom, maar we hebben het toch gedaan. Ik voelde: het is Mattias. Maar hij was koud. Ik denk dat het deel uitmaakte van het aanvaarden.

We hebben niks gedaan, we hebben geluk gehad dat we zoveel mensen aan onze zijde hadden. Zij hebben ons over dat grote gat gedragen

Jij hebt ook kinderen, hè, misschien heb je weleens gedroomd dat hen iets overkomt. Dan schiet je wakker en denk je: oef, het is niet echt. Maar wij worden nog iedere ochtend wakker met de gedachte: hij is dood . En dat we hem koud gevoeld hebben, helpt dat te beseffen. Het mooiste beeld dat ik ooit in mijn leven heb gezien, was toen hij opgebaard lag met zijn handen gekruist, en zijn vrienden en vriendinnen één voor één hun handen op zijn handen legden. (doet het voor en krijgt het even moeilijk) Het was alsof er licht uit hem kwam.”

Mag ik zeggen dat ik heel veel vreugde heb gevoeld in je boek, Guillaume?

“Ik heb me altijd laten leiden door de vraag: gaat mijn hart er sneller van kloppen ? Ik was goed getraind op dat vlak toen Mattias stierf. Elke ochtend werd ik wakker met zinnen in mijn hoofd die ik neerschreef. Mijn schoonbroer is psycholoog en zei: ‘Dat is hoe mensen hun demonen bezweren, doe maar.’ Jean Bosco Safari zat hier elke namiddag om die teksten op muziek te zetten. ‘Als je maar blijft roeren, verzuurt het niet’, zei hij.

Als je een kind verliest, word je elke dag neerslachtig wakker. Als je dan nog moet leren wat vreugde schept, is het afzien, denk ik

Als je een kind verliest, word je de rest van je leven elke dag neerslachtig wakker. En dan moet je jezelf op gang trekken. Als je dan nog moet leren wat vreugde schept, is het afzien, denk ik. Ik voelde wat mij vreugde gaf, en zo zijn we erbovenop geraakt. Maar nooit zonder die donkere wolk. Of zoals ik in een van mijn gedichten schrijf: ‘Tijd heelt alle wonden. Nee, tijd heelt niet alle wonden. Tijd helpt wennen aan het feit dat tijd niet alle wonden heelt.’”

Rozeke, door Guillaume Van der Stighelen. Standaard Uitgeverij, € 29,99.

Uit: Libelle 07/2023

Meer openhartige verhalen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."