“De chirurg zei dat op een dag plots het licht zou uitgaan als ik me niet liet opereren. Maar een operatie schrok mij zo erg af dat ik het niet wilde doen”
Chantal werd plots blind en moest een hoornvliestransplantatie ondergaan.
Chantal (55): “Vijftig was ik toen de chirurg mij vertelde dat het hoornvlies in mijn beide ogen zodanig beschadigd was dat alleen een transplantatie met hoornvlies van een donor mijn zicht op termijn zou kunnen redden. Ik merkte al een paar jaar dat ik slechter begon te zien, maar ik dacht dat het met een sterkere bril wel opgelost zou zijn.
Té bang voor een operatie
Toen dat niet gebeurde, kwam ik bij de oogarts terecht, en die vertelde me dat ik aan de ziekte van Fuchs leed. Dat hield in dat de binnenste laag van het hoornvlies in mijn beide ogen was aangetast. “Als je je niet laat opereren, zal op een dag plots het licht uitgaan”, zei de chirurg er nog bij. Maar een operatie schrok mij zo erg af dat ik het niet wilde doen. Dergelijke ingrepen stonden in België nog in hun kinderschoenen en ik wilde geen proefkonijn zijn. Ik ging ervan uit dat ik het geleidelijk aan wel zou merken als het dringend werd. En dat gebeurde ook, alleen niet geleidelijk aan.
Alles was wit, enkel contouren kon ik nog vaag onderscheiden. Ik verbeet mijn paniek
Drie jaar later genoten mijn man Pol en ik van een weekendje aan zee. ’s Morgens knipte ik het licht aan in de badkamer en keek verbaasd om me heen. Alles was wit, enkel contouren kon ik nog vaag onderscheiden. Ik verbeet mijn paniek. Al jarenlang zag ik het eerste halfuur van de dag troebel, dus het zou deze keer ook wel wegtrekken, stelde ik mezelf gerust. Ik zei er niets van tegen Pol. Aan het ontbijt slaagde ik erin om alles op de tast te doen, maar daarna stond er een fietstocht op het programma. Pol reed met zijn fluogele T-shirt voorop. Ik volgde die gele vlek. Dat ging één straat goed, tot ik bijna tegen een paaltje botste. Abrupt remde ik. Ik barstte in tranen uit. “Ik zie niets meer”, biechtte ik snikkend op.
Behelpen met trucjes
De rest van het weekend brachten we door onder een parasol op een ligbed. Ik was bang, bezorgd, opstandig en verdrietig tegelijkertijd. En ik piekerde me suf. Hoe moest het nu verder met mijn werk? Ik ben teamleader in een opleidingscentrum, kon ik dat wel blijven doen? En hoe moest ik mijn huishouden beredderen? Hoe moest ik functioneren?
In het ziekenhuis werd een datum geprikt voor de ingreep aan mijn rechteroog, een maand later. Tenminste, als er een donor werd gevonden. Want cru gezegd, de operatie kon enkel doorgaan als er in die periode een jong persoon zou sterven. Vreselijk vond ik dat. Het hield me uit mijn slaap. Alle nieuwsberichten over ongelukken kwamen vanaf dat moment heel hard binnen. Het werden uitdagende weken. Gelukkig staat alles in mijn kasten geordend op een vaste plaats. En ik leerde mezelf trucjes aan. Als ik een glas water wilde inschenken, hield ik een vinger in het glas om te weten wanneer het vol was. De douchekraan zette ik eerst in het midden en schoof dan beetje bij beetje op tot het water de juiste temperatuur had. De was sorteren deed ik samen met Pol. Hij zei de kleuren, ik vertelde in welke stapel alles thuishoorde. En dan vertelde ik hem op welke stand hij de wasmachine moest instellen.
Daglicht kon ik niet verdragen; dat deed te veel pijn aan mijn ogen, dus de gordijnen waren altijd gesloten en ik kwam niet buiten
In die periode werkte Pol van huis uit. Geen idee hoe ik het zonder hem gered zou hebben. Een groot deel van mijn tijd bracht ik door aan de telefoon. Een app vertelde me wie de beller was en via diezelfde app kon ik inspreken naar wie ik zelf wilde bellen. Verder luisterde ik naar tv of naar podcasts. Daglicht kon ik niet verdragen; dat deed te veel pijn aan mijn ogen, dus de gordijnen waren altijd gesloten en ik kwam niet buiten. Één keer durfde ik het aan om met Pol te gaan wandelen in het bos, met een pet op, een handdoek om mijn hoofd gewikkeld en twee zonnebrillen. Maar de commentaar van andere wandelaars – ‘die denkt zeker dat ze een vedette is’ – ontnam me alle plezier.
Het blauw van de zee
Toen eindelijk het verlossende telefoontje kwam dat er een donor was gevonden, was ik opgelucht, maar tegelijk overviel me ook een groot schuldgevoel. Het was alsof er iemand moest sterven om mij mijn zicht terug te geven. Na de operatie bleef ik nog enkele weken blind. Tot ik voor het eerst het blauw van de zee kon onderscheiden op de grote foto van Sri Lanka die in onze slaapkamer hangt. Bijna jubelend schudde ik Pol wakker. Die foto werd mijn maatstaf. Het was het eerste waar ik naar keek als ik opstond. En tot mijn blijdschap werd het beeld langzaamaan scherper. Het duurde nog een jaar voor mijn zicht optimaal was.
Toen begon het hele verhaal van voor af aan met mijn linkeroog. Intussen ligt ook die ingreep een jaar achter me. Mijn ogen zijn niet meer hetzelfde. Het regenboogvlies heeft in elk oog een andere kleur en de pupil van mijn linkeroog staat altijd open. Maar verder zie ik beter dan ik in jaren heb gedaan. Waarschijnlijk moet ik over een jaar of tien alles opnieuw ondergaan maar daar denk ik niet te veel over na. Ik ben blij dat ik mijn leven terugheb, dat ik weer gewoon kan functioneren. En er is trouwens nog een leuke bijkomstigheid: mijn man kan nu koken en de was doen.”
Tekst: Renate Kerkhofs
Meer openhartige verhalen lees je hier:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!