“Op mijn ongelukkigst herinnerde ik me de woorden van oma: dat ik altijd God kon roepen. Kort erna daalde er een rust over mij neer”
Als kind hing ze aan de lippen van haar oma als die vertelde over God. Maar naarmate Jana ouder werd, ruilde ze het geloof voor ruige feestjes en foute vriendjes. Tot ze op een dag crashte en ze Hem smeekte om hulp.
Niet kerkelijk opgevoed
Jana (30): “Ik heb het geloof niet van huis uit meegekregen. Ik ben gedoopt, heb mijn communie gedaan en op een katholieke school gezeten, maar mijn ouders waren niet kerkelijk. Mijn oma ging wΓ©l elke zondag naar de mis en als kind ging ik vaak met haar mee. Ik was mateloos gefascineerd door wat daar gebeurde, door de ingetogen sfeer en de mysterieuze rituelen. Bij oma had ik ook een kinderbijbel waarin ik graag las. En ik hing aan haar lippen als ze vertelde over God, die hoop en liefde was en alle mensen graag zag. Mijn ouders lachten soms: βJe wordt toch geen non, Jana?β.
Mijn puberteit was meer dan heftig. Vanbinnen was ik onzeker en kwetsbaar, vanbuiten was ik een en al branie en bravoure. Ik trok op met de stoerste meiden en de ruigste jongens, ik zocht constant grenzen op en had het dagelijks aan de stok met mijn ouders. Als ze op me wilden inpraten, liep ik weg. Soms voor een paar uur, soms voor een weekend.
Van het brave kind veranderde ik een dwarse tiener. Ik zocht constant de grenzen op
Dat ik mijn middelbare school heb afgemaakt, is een wonder. Ik ging in Brussel op kot, maar heb nooit een diploma hoger onderwijs gehaald. Daarvoor was de lokroep van het uitgaansleven te sterk. Ik bleef in de hoofdstad wonen, werkte in cafΓ©s en zwalpte van de ene party naar de andere. Beneveld door drank en drugs werd ik regelmatig wakker naast mannen wiens naam ik niet kende.
Kantelpunt
En toen werd ik zwanger, van een onenightstand. Toen ik erachter kwam, was ik al te ver voor een abortus. Ik zou graag zeggen dat die zwangerschap een kantelpunt is geweest in mijn leven, maar dat is niet zo. Het enige wat ik toen met moeite voor elkaar heb gekregen: ik ben van de drugs kunnen afblijven. Voor de rest feestte ik vrolijk verder en was ik nauwelijks bezig met het ongeboren kind in mijn buik.
Op een zomerdag in 2019 is Alexi geboren. Ik hield vanaf het eerste moment van haar, maar mijn moedergevoelens waren nogal wispelturig. Soms bracht ik haar naar mijn ouders en verdween dan voor een paar dagen van de radar, recht mijn oude leventje in. Mama zag het met lede ogen aan, maar nam als vanzelfsprekend de zorg voor Alexi van me over. Opgelucht dat ik tenminste de verantwoordelijkheid had om mijn kind naar haar te brengen.
Alexi was zoβn anderhalf jaar oud toen het binnenin mij steeds donkerder werd, alsof er iemand aan een knop draaide en het licht dimde. Op een dag was ik zo depressief dat ik me afvroeg waarom ik nog leefde. Was mijn kind niet beter af zonder een moeder die een zootje maakte van haar leven? Ik herinnerde mij dat oma vroeger zei dat ik God kon roepen als ik hem nodig had. In opperste wanhoop heb ik het naar Hem uitgeschreeuwd. Ik heb gebeden, gehuild, gesmeekt: ik heb Uw hulp nodig, red mij! Vrij snel erna daalde er een grote rust over mij neer. Ik werd kalmer en ging me zien door Zijn ogen: een vrouw die veel mooie kanten had, al waren die een hele tijd verborgen geweest, en die alles in zich had om een goede moeder te zijn. In enkele maanden tijd werd ik een ander mens.
Op mijn ongelukkigst herinnerde ik me de woorden van oma: dat ik altijd God kon roepen
Ik heb nu een vaste job in een winkel en leid een heel normaal leven, maar wel vanuit het geloof. Veel mensen van mijn leeftijd willen bijvoorbeeld veel geld verdienen en veel spullen kopen. Zelf leef ik vrij sober, en zonder dat dit mij moeite kost. Van mijn bescheiden loon geef ik zelfs nog een deel aan goede doelen. Ik heb alles wat ik nodig heb, ik leef in een welvarend land en ik ben gezond, daar ben ik God dankbaar voor.
Met het instituut βkerkβ heb ik niet zoveel. Ik sta ook helemaal niet achter de standpunten inzake homoseksualiteit en vrouwelijke priesters. Naar de mis ga ik slechts af en toe, maar als ik ga, neem ik Alexi mee. Dan zie ik haar met dezelfde grote ogen rondkijken als ik indertijd, toen ik met mijn oma naar de kerk ging. Ik bid ook met Alexi: voor elke maaltijd en βs avonds voor het slapengaan.
Als ik naar de mis ga, neem ik Alexi mee. Dan zie ik ook haar kijken met grote ogen
Dat ik mijn geloof uitdraag en aan mijn dochter doorgeef, vind ik logisch, maar ik zal het haar nooit opdringen. Daarin moet ze later haar eigen weg gaan. Ook mijn vrienden en collegaβs weten allemaal dat ik gelovig ben. Ik stop het niet weg en praat er open over. Sommigen vinden het intrigerend, anderen eerder raar, maar ik heb wel het gevoel dat iedereen mijn keuze respecteert.
Dat geldt ook voor mijn ouders, die vooral blij zijn dat ik dankzij Hem de kracht heb gevonden om het roer om te gooien. Het geloof is voor mij in de eerste plaats een persoonlijke beleving. Ik bid tot God en vraag Hem om te waken over de mensen die me lief zijn en me de kracht te geven om zoveel mogelijk het goede te doen.
Mijn geloof is mijn houvast. Als ik in een moeilijk moment bid en door de bijbel blader, voel ik me ondersteund. Dankzij God voel ik me veilig en geborgen, er is iemand die altijd naast me staat en voor mij zorgt. En dan weer ik: alles komt goed.”