Koen
“De tranen springen me bijna in de ogen, maar zij recht haar rug en zegt dat het goed doet om erover te praten”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Over een bijzondere woedeaanval in de supermarkt
Ik loop door de supermarkt als ik plots van alles hoor vallen. Meteen daarna weerklinkt er luid gekrijs. Als ik ga kijken, zie ik een moeder met kind. Op de grond liggen tientallen blikjes en daartussenin haar zoon. Hij ligt op zijn rug en kijkt star naar het plafond. Ondertussen roept hij luid allerlei beledigingen tegen zijn moeder en stampt om zich heen.
De moeder is radeloos: ze wil tegelijkertijd haar zoon kalmeren, en ook het gemolesteerde winkelrek opnieuw in orde brengen. Ook zij raakt in paniek. Een toegesnelde winkelbediende en ik beginnen de blikjes weer in het rek te zetten, zodat de moeder zich met haar kind kan bezighouden.
Ik denk dat we het allemaal al weleens gezien hebben: zo’n kind dat een woedeaanval krijgt, en jonge ouders die het, beschaamd, proberen te kalmeren. Dit is echter helemaal anders. De zoon die daar op de grond ligt te spartelen, is geen kleuter, maar een opgeschoten jonge twintiger, en de moeder is een dame van, naar ik vermoed, ergens eind veertig. Maar je zou haar zo ook eind vijftig of begin zestig geven. Haar haren zijn grijzend, ze heeft diepe groeven in haar gezicht en donkere randen onder haar ogen, alsof ze al héél lang geen fatsoenlijke nacht slaap meer heeft gehad.
Terwijl de jongen ons met een nieuwsgierige, opgewekte blik lijkt te bekijken, staart de moeder hol naar nergens. Er loopt een traan over haar wang
Terwijl het winkelmeisje en ik blikjes aan het stapelen zijn, wordt het plots stil achter ons. Als ik omkijk, zie ik dat de jongeman rechtop is gaan zitten. De moeder zit achter hem op haar knieën en strijkt hem zachtjes over de haren. Terwijl de jongen ons met een nieuwsgierige, opgewekte blik lijkt te bekijken, alsof hij zelf helemaal niets met de blikjesramp te maken heeft, staart de moeder hol naar nergens. Er loopt een traan over een van haar wangen. Ze blijft de jongen op automatische piloot over zijn hoofd aaien.
Als het rek opnieuw in orde is, helpen wij haar recht. Zij stamelt wel duizendmaal ‘sorry’ en het schaamrood komt op haar wangen. Het winkelmeisje kijkt mij schuins aan, rolt met haar ogen en vertrekt. Ik heb de indruk dat dit voor haar niet de eerste keer is. Ik blijf wat beduusd bij de vrouw achter en stel de dwaze vraag die mensen in zo’n situatie wel vaker stellen: of het een beetje gaat. De vrouw knikt gelaten, terwijl haar hele lichaamshouding uitschreeuwt dat haar ‘ja’ eigenlijk een luidkeelse ‘nee’ is.
Als ik voorzichtig opmerk dat het leven met hem waarschijnlijk niet altijd makkelijk is, knikt ze dankbaar
Dan begint ze zich weer te verontschuldigen. Ze somt een eindeloze reeks moeilijke medische termen op, die allemaal van toepassing zijn op haar zoon. Blijkt dat hij – naast het feit dat hij een heleboel kenmerken heeft die we uit gemak weleens ‘verstandelijke handicaps’ noemen – ook slechtziend is. Waardoor hij met de kar tegen het rek is gebotst, met de blikjesregen als gevolg. Hij kon er echt niets aan doen, vandaar zijn frustratie. Terwijl ze het zegt, aait ze hem opnieuw over zijn bol.
Als ik voorzichtig opmerk dat het leven met hem waarschijnlijk niet altijd makkelijk is, knikt ze dankbaar, alsof dat haar helpt: dat iemand begrijpt hoe moeilijk het ook voor haar is. Dan praat ze verder. De woorden komen snel, alsof ze beseft dat mensen in de supermarkt niet veel tijd hebben voor een gesprek. De kar moet gevuld, het thuisfront wacht.
Zoon met zorgen
Ze vertelt over hoe hij ogenschijnlijk als heel normale baby ter wereld kwam. Maar hoe al snel duidelijk werd dat er iets scheelde. Ontwikkelingsachterstand, zei de huisarts. De jaren nadien kwamen er een rist andere artsen aan te pas, en met elke nieuwe diagnose werd de hoop kleiner en de radeloosheid groter. Haar man kraakte onder het gewicht, en niet veel later ook hun relatie. Haar grootste zorg is nu wat er ooit gaat gebeuren als zij er niet meer is. Wie zal dan voor haar kind zorgen? En terwijl bij mij nu ook bijna de tranen in de ogen springen, recht zij plots haar rug en begint te stralen. Ze drukt mij de hand, zegt dat het goed doet om er af en toe eens over te kunnen praten, neemt haar zoon bij de arm en loopt verder.
Ik denk aan hoe wij, mensen met kinderen die wel normaal kunnen functioneren, niet half beseffen hoe gelukkig we elke ochtend weer uit ons bed mogen stappen. En aan wat voor helden ouders als deze dame elke dag weer zijn.