Koen
Over zeemensen, bosmensen en thuisblijvers
“Ik hou niet van de zee, het bruine water en de drukte. Bij mooi weer ben ik content in onze eigen tuin”
Koen Strobbe (58) keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Over zeemensen, bosmensen en thuisblijvers
Je hebt zeemensen en bosmensen. In ons landje vertaalt zich dat meestal naar mensen die graag eens een weekend aan de kust doorbrengen, of liever naar de Ardennen trekken. Als ze wat geluk hebben gehad in het leven, hebben ze daar dan zelfs een appartementje of een chalet op de kop kunnen tikken. Ilse en ik behoren tot geen van beide soorten. Waarschijnlijk heeft het ermee te maken dat we de voorbije twintig jaar in Frankrijk al meer dan genoeg zee en natuur hebben gezien, waardoor we nu in het weekend heel erg content zijn in onze eigen tuin.
Maar ook vroeger, als twintiger of dertiger, was ik al geen fan van de Noordzee. Het bruine water sprak me niet aan. Nu weet ik wel dat die kleur niets zegt, dat die gewoon veroorzaakt wordt door het zand waarover de golven rollen. Het zou me niets verbazen mocht het schilderachtige azuurblauwe water van de Middellandse zee eigenlijk ‘vuiler’ zijn dan de Noordzeesoep. Maar ik ben dus geen fan. Al was het maar omdat er zoveel hindernissen zijn: als het weer goed is, lijkt het alsof letterlijk iederéén naar zee wil. Je staat uren in de file voor je er bent en nadien is het over de koppen lopen en hopen dat er ’s middags nog ergens een plekje vrijkomt op een terras.
Waarschijnlijk heeft het ermee te maken dat we de voorbije twintig jaar in Frankrijk al meer dan genoeg zee en natuur hebben gezien
In Frankrijk gingen we weleens vaker in het weekend naar zee, maar dat was omdat Kwinten klein was en elk kind
geniet van zandkastelen maken, krabben vangen en in het water dobberen. We waren geen luxebeesten, maar aan zee betaalde ik telkens toch graag voor zo’n loungezetel en een windscherm, wat mij het enige succesrecept leek om niet de hele dag vol zand te hangen. Als we er dan waren, gaven we natuurlijk graag toe dat het iets hééft, die zee. Je krijgt er een instant vakantiegevoel, de lucht is er heerlijk en de vis vers.
Rush naar de kust
Maar toch, zelfs als we eens droomden van een huis aan zee, ‘later, als we met pensioen zouden zijn’, dan hadden we toch geen van beiden zin om in een appartement op de dijk te gaan zitten. Soms, als we een lange wandeling in de buurt van de kust maakten en langs een huis kwamen dat vanop een heuvel uitkeek op een intens blauwe baai, met diep in de verte de witte zeilen van boten, dan zeiden we weleens dat het dát was, het goede leven. De heerlijke rust van het water beneden, en lekker ver weg van de drukte. Daar zagen we ons dan weer wél leven. Maar er was helaas één grote hindernis: dat soort huizen was en is gewoon onbetaalbaar voor de gewone sterveling. Dus is het er nooit van gekomen. Ook al omdat dat pensioen in la douce France er nooit kwam en we voor de familie en Kwinten terug naar België getrokken zijn.
Toch droomden we soms van een huis aan zee, op een heuvel, uitkijkend op een blauwe baai. Maar ja, dat is gewoonweg onbetaalbaar
Maar goed: wij vormen dus een uitzondering, want de gemiddelde Vlaming lijkt zot van de zee. Het grappige is dat ik wel wat vrienden heb die uit een kustgemeente afkomstig zijn, en dat de liefde niet per se wederzijds blijkt. Bij Henk, een van die vrienden, is het elk jaar weer hetzelfde liedje: van zodra de rush naar de kust begint, klaagt hij erover dat de winter weer voorbij is en de rust dus ook. Hij vertelt hoe hij, zijn vrouw en hun vrienden nu maandenlang het binnenland intrekken als ze ergens iets willen gaan eten of drinken. “De plaatselijke bevolking houdt minstens net zo weinig van die drukte als jij”, lacht hij.
Ik werp tegen dat een groot deel van die plaatselijke bevolking wel lééft van het toerisme, en tijdens die paar voorjaars- en zomermaanden het gezinsinkomen voor een heel jaar bij elkaar moet werken. Dan knikt hij en zucht dat het waar is, maar dat hij het toch jammer vindt om zich tijdens de mooiste tijd van het jaar een beetje een vreemdeling in zijn eigen geboortestreek te voelen. Ik lach en zeg hem dat ik dat nog ken van in Frankrijk: daar zagen sommige locals ook niet graag de buitenlanders komen, die er de mooie huizen wegkochten. Maar als ik dan grapte dat diezelfde locals wel rijk werden van de verkoop van hun huizen en gronden, gaven ze grommend toe dat dat klopte. En Henk, die ziet dan toch één voordeel aan de opwarming van de aarde. ‘Dan komt de zee naar de mensen, en hebben wij onze rust terug’, grapt hij.