Koen
“De eerste wielertoeristen brengen met hun lycra truitjes een heerlijke waaier kleur in het leven”
Met de voorjaarsklassiekers in zicht (sorry, ik ben een man) begint het bij veel mensen weer te kriebelen om zelf ook de fiets uit de winterslaap te halen. En dus kom ik de eerste zwerm wielertoeristen van het jaar tegen.
Het is dan misschien een grijze dag, met hun veelkleurige lycra truitjes brengen ze een heerlijke waaier kleur in het leven, zo op het einde van de winter. Onwillekeurig hoor ik in mijn hoofd de eeuwige reclameslogan die ik als kind bij elke wielerkoers waar ik met mijn vader naar ging kijken, hoorde afdreunen door de luidsprekers van een volgauto: ‘Ro-da-ni-a!’
Zo’n grote groep wielertoeristen lijkt op een zwerm bijen of vogels: als er één fietser een beweging naar links of rechts maakt, moet de rest volgen.
Gelukkig is die kleurenpracht aan truitjes niet enkel mooi, maar wakkert ze ook mijn waakzaamheid aan, want dat is nodig. Zo’n grote groep lijkt namelijk echt op een zwerm bijen of vogels: als er één fietser een beweging naar links of rechts maakt, moet de rest volgen, of er liggen er meteen een aantal tegen de grond.
Daarom begrijp ik het ook dat ze niet meteen volop in de remmen gaan bij de wegversmalling waar ik normaal voorrang heb. Dus rem ik en wacht geduldig af. Het peloton stormt voorbij, het zachte geratel van kettingen en tandwielen maakt van hun passage bijna een zen-moment.
Het kleine beetje verkeersanarchie dat ze tentoonspreiden, weegt eigenlijk niet op tegen de pracht van het spektakel. Want het zijn de eerste wielertoeristen van het jaar, en die hebben de status van krokussen en narcissen, wie kan daar kwaad op zijn.
Een heldhaftige sport
Wielertoerisme lijkt me heerlijk. Samen in groep het asfalt verkennen, gezellig twee aan twee, of soms drie aan drie, keuvelend, met nadien een fris pintje of een warme cappuccino op een zonnig terras. Het heeft iets heldhaftigs.
Vroeger reed ik zelf ook graag met de racefiets, maar het harde labeur in de wijngaarden en de slijtage op mijn onderste rugwervels die daar het gevolg van is, maken dat ik vandaag niet meer op een fiets kan, laat staan voorovergebogen op een zero-afgeveerde racebike.
Vorig jaar nog hoorde ik op een terrasje mannen afgeven op wielertoeristen, die het verkeer blokkeren door in colonne te rijden.
Terwijl ze voorbijzoeven, denk ik aan een gesprek tussen twee mannen op een terrasje, dat ik vorige zomer hoorde. Ze waren aan het afgeven op alles wat zich op twee wielen voortbeweegt. Motorrijders moesten het ontgelden, omdat ze tussen de auto’s door rijden in de file.
Maar de grootste doorn in hun oog waren de wielertoeristen. Ze blokkeerden het verkeer door in colonne te rijden, met twee of drie naast elkaar. Ik dacht bij mezelf: zie je zo’n grote groep al mooi één per één achter elkaar rijden? De eerste is al gedoucht als de laatste aankomt, haha.
Een beetje begrip
Natuurlijk wil ik de fietsende medemens niet als een beschermde diersoort afschilderen, maar ook niet alle automobilisten nemen het altijd zo nauw met het aantal veiligheids- en respectregels, toch? Ze halen zo’n groep fietsers veel te krap in of snijden hen af alsof ze in een videogame zitten. Dat is minstens even frustrerend als een peloton waarachter je even traag moet blijven rijden voor je ze voorbij kunt.
En zo ontstaat die vicieuze cirkel van ergernis waar niemand gelukkig van wordt. Terwijl ik daar sta te wachten – geloof het of niet, maar inmiddels komt er alweer een nieuw peloton aan – bedenk ik hoe simpel het allemaal zou kunnen zijn. Een beetje meer begrip van beide kanten.
In mijn hoofd heeft de bende vrolijk lachende fietsfanaten die net passeerde, de poort naar het mooie seizoen definitief opengezet.
Als automobilist kun je het best even wat afstand houden en je realiseren dat je binnen in je kooi van staal en airbags redelijk goed beschermd bent. En natuurlijk moeten ook wielertoeristen de voorrangsregels volgen, of niet Tour-de-France-gewijs breed gaan rijden als de weg er duidelijk niet op gemaakt is.
Als de groep voorbij is, trek ik op met een milde glimlach, in het besef dat de bende vrolijk lachende fietsfanaten die net passeerde, in mijn hoofd de poort naar het mooie seizoen definitief heeft opengezet. En als ik al niet meer mag fietsen van de dokter, misschien kan ik dan wél nog zo’n flitsend fietspakje kopen? Gewoon om met mijn fietshelm onder de arm op een terrasje te gaan zitten in de zomer. En zo op z’n minst van dát stukje wielertoerisme deel uit te maken.
Nog meer columns lezen?