Koen

“Als we zo doorgaan, worden we later van die mensen die hand in hand door de stad lopen. Dat hoop ik toch”

Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Het is een prachtige lentedag en álles zegt dat het doodzonde zou zijn om die binnenshuis te laten voorbijgaan. Het perfecte excuus voor een dagje Maastricht! Zoon Kwinten heeft sowieso nieuwe kleren nodig, dan kunnen we het nuttige combineren met het aangename. Want als je dan toch moet winkelen, kun je dat maar beter op een manier doen dat het ook voor de ouders leuk blijft.

Dus stappen we in de auto en zetten koers naar het het noorden. Ilse heeft er zoals altijd zin in. Ze houdt van de sfeer in Maastricht, de gezellige terrasjes, de mooie winkels en de kleine straatjes waar altijd wel iets verrassends te vinden lijkt. Terwijl Kwinten zich in een pashokje terugtrekt met een armvol sweaters en broeken, en Ilse zich paraat houdt voor stijladvies, geniet ik ervan om de mensen in de winkel te observeren, en vooral: met ons drietjes samen te zijn.

Ze worden zeldzamer, deze momenten waarop we met z’n drieën in een eigen kleine bubbel zitten, helemaal op elkaar afgestemd

Tijdens de lunch zitten we op een zonnig terras, en ineens merk ik het. Dat gevoel dat we normaal pas na een paar dagen vakantie krijgen. Dat we niet alleen met elkaar praten, maar echt in gesprek zijn. Zonder afleidingen, zonder haast. Kwinten vertelt over zijn studies, over wat hem bezighoudt, over zijn dromen en twijfels.

Ilse en ik luisteren en wisselen blikken uit. Ze worden zeldzamer, deze momenten waarop we met z’n drieën in een eigen kleine bubbel zitten, helemaal op elkaar afgestemd. Nadien wandelen we verder door de stad, langs de Maas, door de smalle straatjes vol boetiekjes en mooie oude gebouwen. Ik zie een oud koppeltje naar een bankje onder een boom aan het water tjokken. Ze houden elkaars hand vast alsof ze pas verliefd zijn. Ilse heeft het ook gezien, en ze pakt mijn hand beet terwijl we verder wandelen. Een gebaar dat sowieso vanzelfsprekend voelt, maar nog specialer is op zo’n dag als deze.

Af en toe maken we een grap, plagen we elkaar, zoals we dat al zo lang doen. Het is een dag zonder grootse plannen, zonder bijzondere bestemmingen, en toch voelt het als iets speciaals. Op de terugweg brengen we nog een bezoek aan mijn moeder, die plaatsvervangend meegeniet als we over onze uitstap vertellen. Als we thuiskomen, voelt het huis warmer aan dan anders, alsof de dag nog nazindert in de muren. We ploffen samen in de zetel, moe maar voldaan.

Fluisteren en mijmeren…

Bij het avondeten blijven we langer dan normaal aan tafel zitten, alsof we alle drie ons dagje nog wat willen laten duren. Later, als Ilse en ik in bed liggen, praten we nog zachtjes na. We fluisteren, zoals we dat altijd doen wanneer het donker is. Iets in het donker maakt herinneringen tastbaarder en woorden zachter. We praten over vroeger, over hoe we elkaar leerden kennen, over hoe we vertrokken en terugkwamen, over de kleine en grote momenten die ons uiteindelijk hier brachten, samen in dit huis, in dit bed, op dit moment.

We mijmeren over de eerste vakanties met Kwinten, over hoe hij als peuter verwonderd naar de golven van de Middellandse Zee keek, hoe hij als tiener uren in het zwembad kapriolen kon uithalen, hoe we samen stukjes wereld verkenden. We beseffen dat die tijd dan misschien voorbij is, maar dat er iets anders voor in de plaats is gekomen: de mogelijkheid om samen volwassen gesprekken te voeren, de kunst van elkaar opnieuw te ontdekken op een andere manier.

Ilse zegt dat het een mooie dag was. Ik antwoord dat we dat vaker moeten doen. Ze humt instemmend, en even zijn er alleen ademhaling en de verre geluiden van de nacht buiten

Op een gegeven moment valt Ilse stil. Ik denk dat ze in slaap is gevallen, maar dan voel ik haar hand zachtjes de mijne zoeken onder de deken. Ze zegt dat het een mooie dag was. Ik antwoord dat we dat vaker moeten doen. Ze humt instemmend, en even zijn er alleen ademhaling en de verre geluiden van de nacht buiten.

Dan fluistert ze: of ik eigenlijk al besef dat we, als we zo doorgaan, later net zulke oude mensen worden die hand in hand door de stad wandelen, zoals we die vandaag zagen. Ik zeg dat ik het hoop. En dat ik hoop dat Kwinten ons dan bekijkt en zich afvraagt of wij altijd zo hebben gewandeld. En dat hij het dan niet meer zeker weet. Omdat we dat inderdaad altijd hebben gedaan. En misschien, als hij dan zelf kinderen heeft, dat hij zal glimlachen en denken: zo hoort het dus.

Nog meer columns lezen?

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."