Koen

“Jaren geleden is de taxichauffeur gevlucht voor geweld in zijn land. Zijn thuis is een verloren paradijs”

Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Over een beklijvende taxirit

Ik loop het station uit in de richting van mijn fiets, en het regent alsof de zondvloed eraan komt. Bij hoge uitzondering besluit ik een taxi te nemen. De chauffeur is een vriendelijke, wat oudere, zwarte man. Hij houdt van verhalen, dat voel je meteen. Zijn Nederlands is zo goed dat ik aanvankelijk niet eens doorheb dat het niet zijn moedertaal is. We raken in gesprek, en binnen de kortste keren vertelt hij me zijn levensverhaal. Geen oppervlakkig praatje over het weer, maar het verhaal van een man die het leven niet cadeau heeft gekregen. En nog steeds niet krijgt.

Op zijn onderarmen en een van zijn wangen zie ik littekens, sporen van een verleden dat hij liever wil vergeten

Hij komt uit Afrika, dertig jaar geleden is hij naar België gevlucht. Omwille van zijn politieke overtuigingen had hij zijn land moeten verlaten, vertelt hij. Het woord ‘gevangenis’ valt, terwijl hij even achteromkijkt. Vrienden hebben hem geholpen om te ontsnappen. Zijn stem wordt zachter, alsof de herinnering hem nog steeds achtervolgt. Op zijn onderarmen en een van zijn wangen zie ik littekens, sporen van een verleden dat hij liever wil vergeten. Brandwonden, van sigaretten, zo vertelt hij. Elektrische schokken ook. Ik probeer me voor te stellen wat voor gruwelijke dingen hij heeft meegemaakt, maar mijn verbeelding schiet te kort. Soms is het goed dat je bepaalde ervaringen alleen via andermans woorden kunt kennen.

Hij praat er niet meer over met zijn kinderen. Zij zijn hier opgegroeid en hoeven dat allemaal niet te weten. Hij glimlacht, maar het is een vermoeide glimlach, zoals je vaak ziet bij mensen die de miserie van hun verleden proberen te verbergen. Zijn oudste studeert sinds kort aan de universiteit en stelt plots meer vragen over zijn afkomst. Ik knik, denkend aan Kwinten, die de luxe heeft om eenvoudigere vragen te kunnen stellen. Het contrast kan niet groter zijn. Hij vertelt dat zijn kinderen perfect geïntegreerd zijn. “Ze hebben enkel witte vrienden”, zegt hij, bijna alsof hij zich ervoor verontschuldigt. “Misschien heb ik ze té goed doen integreren?”

De kloof met zijn kinderen

Dat raakt me. Hier zit een man die zijn kinderen heeft beschermd tegen zijn eigen verleden, tegen de verschrikkingen van zijn thuisland, en toch voelt hij nu een kloof. Terwijl hij zelf elke dag zijn land mist, willen zijn kinderen vooral hun roots leren kennen. Ze willen familie opzoeken, familie die af en toe naar België komt, maar die zij ook in hun natuurlijke omgeving willen ontmoeten. Maar hij is resoluut: hij wil niet dat ze nu, dertig jaar later, naar daar gaan. Want ze zullen nooit begrijpen waarom hij er is weggegaan. Hijzelf is sinds zijn vlucht nooit meer teruggekeerd.

De gedachte daaraan lijkt hem af te schrikken, en toch lees ik het verlangen van zijn gezicht af. In de achteruitkijkspiegel zie ik de blik in zijn ogen. Die is vermoeid, draagt het gewicht van de keuzes die hij heeft gemaakt voor zijn gezin. In mijn hoofd hoor ik de tv-riedel ‘Nergens beter dan thuis’ en bedenk hoe wrang die moet klinken voor deze man, die zijn thuis moest ontvluchten om te kunnen leven.

Voor hem is België zoveel beter dan waar hij vandaan komt, ondanks de kou, de afstand, en het gebrek aan begrip

Wij klagen soms over de kleinste dingen. De regen die maar blijft vallen, de files die steeds langer worden, de kosten die maar oplopen. Voor ons is thuis een vanzelfsprekendheid, iets waar we niet meer bij stilstaan. Terwijl we onze straat inrijden, denk ik aan hoe verschillend ons perspectief op ‘thuis’ kan zijn. Voor hem is België zoveel beter dan waar hij vandaan komt, ondanks de kou, de afstand, en het gebrek aan begrip van sommigen. Voor mij is thuis de plek waar Ilse en Kwinten op me wachten, de plek waar ik me veilig voel, ondanks de kleine ergernissen van het dagelijkse leven.

Als ik uitstap, bedank ik hem voor het gesprek en wens hem sterkte. Hij glimlacht opnieuw, dit keer een tikkeltje oprechter. Terwijl ik naar de voordeur loop, realiseer ik me dat we allemaal op zoek zijn naar een plek die we ‘thuis’ kunnen noemen, maar dat die plek voor de één een zegen kan zijn, en voor de ander een verloren paradijs. En ze zijn helaas met velen, zij voor wie ‘thuis’ niet meer dan een herinnering is, of zelfs een illusie.

Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Meer columns lezen?

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."