Koen

“Soms denk ik: ja, minder vlees eten zou goed zijn. Maar wat dan met alcohol, suiker en vet?”

Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Jagen, vroeger en nu

Zondagochtend. Ilse en ik zitten aan de ontbijttafel, wanneer er buiten een schot weerklinkt. Het jachtseizoen is begonnen. Grappig: we wéten dat, en toch schrikken we ons elke keer rot als het knalt.

Nochtans zijn we wel wat gewend. In de uitgestrekte bossen en velden van Frankrijk hoorde je de hele winter lang schoten. Maar dat voelde nooit zo indringend aan. Hier, in ons kleine hoekje van België, is het anders.

Hier wonen we zowat op elkaars lip, maar tussen elk paar huizen lijkt er toch een strookje grond te zijn waar jagers enthousiast een verdwaald konijntje proberen op te sporen.

Erik vertelt dat zijn grootvader vroeger ook jaagde, maar dat het toen anders was: toen stikte het hier nog van het wild.


Als ik later in de tuin bladeren bijeenveeg, komt Erik, een man uit de buurt die met zijn hond bijna dagelijks het wandelpad achter ons huis aandoet, voorbij. De sloeber durft zijn hond weleens te laten loslopen, maar vandaag draaft het diertje braaf aan de lijn.

Als ik hem subtiel feliciteer met het aanlijnen van zijn hond, begint Erik direct over het feit dat de jacht begonnen is en dat hij niet zou willen dat zijn Bobbie per ongeluk een lading hagel in zijn achterwerk krijgt.

Eriks familie woont al generaties lang in het dorp. Hij vertelt dat zijn grootvader vroeger ook jaagde, maar dat het toen anders was: toen stikte het hier nog van het wild. Nu gaan de jagers eerst in gevangenschap gekweekt wild kopen, om het dan los te laten en vervolgens te schieten.

Hij kan daar met zijn hoofd niet bij. Hij gaat toch ook niet naar de bakker om een brood te kopen, om dan met een gigantische broodrooster boterhammen in de lucht te schieten en ze af te knallen. Hij lacht smakelijk om zijn eigen grapje en is niet meer te houden.

Argumenten als ‘wildbeheer’ en ‘het wild oogsten om de natuur te helpen’ wuift hij met één brede armzwaai weg. “Stel je voor dat die arme konijntjes zich ongeremd voortplanten en heel het dorp binnen de kortste keren overrompeld wordt door knagers met lange oren die onze gazons onveilig maken…” Lachend zet hij zijn wandeling voort.

Weten waar je voedsel vandaan komt


Terwijl ik verder veeg, zie ik plots een fazant tussen de bladeren scharrelen. Het diertje is absoluut niet bang en blijft gewoon zijn gang gaan terwijl ik op nauwelijks een meter of vijf van hem sta. Dit is duidelijk zo’n uitgezet exemplaar en het lijkt me niet zo moeilijk om hem te schieten.

Terwijl ik hem met een blik vol medelijden bekijk, stel ik me de vraag of jagen op wild dat wordt uitgezet zoveel erger is dan het eten van pakweg een biefstuk? Dieren die in de intensieve veeteelt worden vetgemest, krijgen immers nauwelijks beweging en eindigen in een kil slachthuis.

Als ik medelijden heb met een weerloos uitgezette fazant, mag ik die compassie dan wegwuiven voor de dieren die dagelijks op mijn bord belanden? Een gedachte die veel van mijn generatiegenoten waarschijnlijk herkennen.

Wij zijn opgegroeid in een tijd waarin dat soort logica genegeerd werd. We sloten onze ogen voor wat we niet wilden zien. Het was een soort zelfbescherming, een trucje om ons schuldgevoel te verlichten.

Maar veel jonge dertigers en twintigers die ik ken, kijken daar anders naar. Ze willen het wél weten. Ze willen weten waar hun voedsel vandaan komt. Het verbaast me soms hoeveel vegetariërs en veganisten er in die groep zitten. Ze eten bewust, ze maken keuzes.

Ik stel me de vraag of jagen op wild dat wordt uitgezet zoveel erger is dan het eten van pakweg een biefstuk?


Ik ben daar nog zoekende in. Soms denk ik: ja, minder vlees eten zou een goede stap zijn, voor mezelf en voor de wereld. Maar dan komt het besef: het gaat niet alleen om vlees.

Minder alcohol, minder suiker, minder vet – er zijn zoveel dingen waar we op moeten letten, en op de een of andere manier zijn we allemaal gewoon mensen met onze eigen kleine zondes.

Als ik naar binnen ga en Ilse vertel over het gesprek met Erik, geeft zij ook toe dat het weinig zin heeft om selectief medelijden te hebben met een los-gelaten konijn of fazant, maar dan wel het grote commerciële dierenleed te vergeten.

Terwijl we napraten, duikt vlak voor het raam de fazant weer op. Wat een kleurenpracht. Ik ben zo verbluft door zijn schoonheid dat ik ter plekke beslis om hem in onze tuin asiel te verlenen en meteen op zoek ga naar een mini kogelvrij vestje.

Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Meer columns lezen?

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."