Koen
“Als puntje bij paaltje komt, geldt nog altijd de oude Vlaamse leuze: als we maar gelukkig zijn”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Over de relativiteit van een tuin vol onkruid
Vakantieblues. Ilse, Kwinten en ik zijn zeker niet de enigen bij wie die er op dit ogenblik fiks inhakken. De jetlag van de negen uur tijdsverschil met Los Angeles helpt natuurlijk niet echt. De eerste paar dagen na onze terugkeer voelen we ons alle drie zeurderig moe. Maar we pikken de draad snel weer op, er is immers werk genoeg rond de nieuwbouw, vooral in de tuin.
Vlak voor we met vakantie vertrokken, heeft een grondwerker er tonnen extra aarde verspreid, en blijkbaar zat die grond vol zaadjes van duizendknoop, een woekerend onkruid dat tijdens onze regenachtige afwezigheid de hele tuin heeft overgenomen. Je kunt dat proberen kapot te spuiten, maar gewoon wieden helpt beter, weet een plaatselijke boer bij wie ik te rade ga, me te zeggen.
Nadat ik hem over ons vroegere leven in Frankrijk vertel, wordt het al snel een gesprek van ‘boeren onder elkaar’, waarbij hij meteen voorstelt om eventjes met de tractor te komen helpen en het zaakje gewoon opnieuw onder te ploegen. Maar dat lijkt me een slecht idee, aangezien de tuin pas overal minutieus van een extra laagje teelaarde werd voorzien en de grond eronder niet veel soeps is.
Als ik de boer over Amerika vertel, wordt hij enthousiast. Hij wil al zijn hele leven eens naar daar, maar zoiets is natuurlijk onmogelijk: zolang er het land en de beesten zijn, kan een mens nooit langer dan een weekje weg. Hij knikt filosofisch en zegt dat wij gelukzakken zijn, omdat wij ons wijnbouwbedrijf verkocht hebben. Met weemoed in z’n ogen voegt hij eraan toe dat hij en zijn vrouw wellicht nooit van hun leven in Amerika zullen geraken.
Hij heeft gelijk, dat we gelukkig zijn, denk ik. Maar dat heeft weinig te doen met de mogelijkheid om een verre reis, naar Amerika of waar dan ook, te maken. Zo met z’n drietjes wekenlang de hele dag samen optrekken, deed me enorm terugdenken aan het hechte familieleven dat we in Frankrijk hadden. En dat er eigenlijk niets boven dat gezinsgeluk gaat. Geen stevig salaris, geen mooie auto, geen dure reizen of een groot huis. Als puntje bij paaltje komt, geldt nog altijd de goede oude Vlaamse leuze: ‘Als we maar gelukkig zijn’, en gezond, natuurlijk. Al de rest is bijzaak.
Zo met z’n drietjes wekenlang de hele dag samen optrekken, deed me enorm terugdenken aan het hechte familieleven dat we in Frankrijk hadden
De boer vertelt dat zijn geluk hem een hele tijd in de steek gelaten heeft. Hij was jong getrouwd, had snel een dochter en een zoon en alles liep goed. Maar dan begon de relatie met zijn vrouw plots te sputteren. Zij kwam niet uit een landbouwersfamilie en op een bepaald moment was het op: ze had geen zin meer om elke dag van voor het ochtendgloren tot na zonsondergang te ploeteren en nooit eens echt vrijaf te hebben.
Hij begreep dat niet, vooral omdat hij haar voor hun huwelijk duizend keer gevraagd had of dit wel was wat ze wilde. Ze begonnen steeds vaker ruzie te maken en na een jaar of twee is ze bij hem weggegaan. Met de kinderen. Hij is lang alleen geweest, tot hij op een dag bij vrienden zijn nieuwe liefde tegen het lijf liep, met wie hij nu opnieuw kinderen heeft. “Hout vasthouden”, zegt hij op het einde van zijn verhaal. En als ik hulp nodig heb met mijn onkruid, mag ik altijd nog eens terugkomen.
Thuis is Ilse niet zo blij met het nieuws dat er geen makkelijke oplossing voor de onkruidkwestie uit de bus is gekomen. En dat het nog wel een tijdje zal duren vooraleer we gras zullen kunnen zaaien. Als ik haar het verhaal van de boer vertel, denken we allebei terug aan de eindeloze landbouwvlaktes waar we in de VS tussen reden. Hier en daar stond er een pick-up en een paar trailers: de plek waar de landbouwersfamilie woonde. In erbarmelijke omstandigheden, met zonnepanelen voor de elektriciteit en een pompput voor water.
Je waande je zo in een film over het Amerika van honderd jaar geleden. “Die mensen moeten het pas moeilijk hebben”, zuchtte Ilse toen een kindje van een jaar of vijf, met stoffige vegen in het gezicht, van achter zo’n trailerraam naar ons wuifde. Ik zeg haar dat ons grasprobleem het einde van de wereld niet is. En als ze knikt, ben ik zeker dat ook zij aan dat kindje denkt.
Meer van onze columnisten:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!