Koen
“Ze troepen samen aan de koffiemachine, maar ‘vergeten’ hem mee te vragen. Of ze vertellen hem niet dat er na het werk nog een terrasje wordt gedaan”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Subtiel pesten
Ik kom de laatste tijd opvallend meer mensen tegen die het moeilijk hebben op het werk, dan anders. En dit in de zomer, als je net verwacht dat mensen rooskleuriger tegen de dingen aankijken. Ligt het aan de moeilijke economische tijden? Of is het gewoon zo dat mensen tegenwoordig makkelijker over hun problemen praten?
Zelf behoor ik nog tot de generatie die begrippen als ‘volhouden’ en ‘je niet laten gaan’ hoog in het vaandel draagt. Ik heb vaak mensen dingen zien opkroppen tot ze er letterlijk ziek van werden. De manier waarop er tegenwoordig open wordt gepraat over ongezonde werktoestanden vind ik dan ook een stuk beter.
Op de trein zie ik een vroegere studiegenoot. Op mijn vraag hoe het gaat, antwoordt hij vastberaden: “Slecht.” Het volgende halfuur heeft hij het over de ‘toxische sfeer’ op zijn job. Als ik bezorgd vraag of hij gepest wordt, lacht hij wat meewarig. Want pesten kun je het niet noemen, daarvoor gebeurt het allemaal veel te subtiel. Het gaan om ogenschijnlijk kleine dingen, zoals collega’s die hem negeren. Ze troepen samen aan de koffiemachine, maar ‘vergeten’ hem mee te vragen. Of ze vertellen hem niet dat er ’s avonds na het werk nog een terrasje wordt gedaan. En daarnaast hebben ze ook nog eens voortdurend kritiek op zijn werk.
Ik heb vaak mensen dingen zien opkroppen tot ze er letterlijk ziek van werden. De manier waarop er tegenwoordig open wordt gepraat over ongezonde werktoestanden vind ik dan ook een stuk beter
Het gaat maar om twee mensen, maar het weegt zwaar op hem. Hij zwijgt en bestudeert mijn gezicht. Denkt hij misschien dat ik hem een softie vind? Hij lijkt even te twijfelen, maar vertelt dan toch verder. Misschien vind ik dat wat hij vertelt nogal onbeduidend is, maar voor hém beheerst het zijn leven. Die negatieve energie hoopt zich elke dag op en als hij naar huis gaat, voelt hij zich leeg en moedeloos. In die mate dat zijn vrouw hem vorige week vroeg of hij niet beter ontslag zou nemen en ander werk zou gaan zoeken. Maar dat vertikt hij, want hij wil ‘hen’ niet laten winnen.
Ik vraag of hij al eens met een collega of iemand van de personeelsdienst is gaan praten, maar dat is er nog niet van gekomen. Zodra hij dat zou doen, wordt het ‘officieel’, dan is het niet meer onderhuids en subtiel. En wat als er helemaal geen hulp komt van die kant, maar de plagerijen pas écht een versnelling hoger gaan? Ik zeg hem dat ik het daar niet mee eens ben, dat hij er juist intern moet over communiceren als hij wil dat het stopt. Bedrijven zijn veranderd wat dat betreft: ze laten ‘bullies’ niet langer zomaar hun gang gaan.
Wat die twee collega’s doen, beheerst zijn leven. Die negatieve energie hoopt zich elke dag op en als hij naar huis gaat, voelt hij zich leeg en moedeloos
Opnieuw verschijnt er een droeve lach op zijn gezicht. Hij speelt al een tijdje met de gedachte om naar zijn huisarts te stappen en te vragen dat die hem officieel een burn-out aanmeet. Misschien helpt het om thuis rustig op z’n effen te komen en niet meer aan het werk en die twee vervelende collega’s te hoeven denken. Ik vraag hem of hij denkt dat hij daarmee zijn problemen oplost, of ze gewoon voor zich uitschuift: wat als die collega’s bij zijn terugkeer gewoon verder doen? Hij knikt berustend. Wat hij nog het ergste vindt, is dat hij weet dat hij beter en harder werkt dan die twee. Maar die laatsten hebben ontdekt dat ze door luid kritiek te leveren op anderen hun eigen werkzwakte en luiheid kunnen maskeren.
Terwijl hij zijn rugzak uit het schap pakt, draait hij zich nog eens om en zegt dat ons gesprek hem goed heeft gedaan. Dat gewoon erover praten soms al aardig kan helpen
Het is duidelijk dat hij er niet veel hoop op heeft dat het ooit nog goed komt. Ik vraag hem of hij écht de enige is op wie ze het gemunt hebben. Dat blijkt niet zo, ze doen hetzelfde met nog enkele andere collega’s. “Dat schept kansen”, probeer ik. Wat als hij het er dan eens met die anderen over zou hebben? Misschien kunnen ze samen een front vormen? Maar dan zouden zij toch exact hetzelfde doen als datgene wat hij zelf zo verfoeit, zegt hij, en schudt zijn hoofd.
Als hij uitstapt, voel ik me alsof ik gefaald heb, omdat ik hem niet echt een oplossing heb kunnen aanreiken. Het is alsof hij mijn gedachten leest. Terwijl hij zijn rugzak uit het schap pakt, draait hij zich nog eens om en zegt dat ons gesprek hem goed heeft gedaan. Dat gewoon erover praten soms al aardig kan helpen. Ik steek mijn duim omhoog en denk: ik hoop dat zijn collega’s het stuk dat ik van plan ben te schrijven, gaan lezen.
Lees ook onze andere columnisten:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de beste groentips en wooninspiratie!