Mannen over hun emoties: Wim Lybaert
In onze eindejaarsreeks vragen we aan enkele bekende mannen om hun hart te openen. Deze week gunt Wim Lybaert, de bekendste buschauffeur van Vlaanderen, ons een blik in zijn rusteloze ziel.
Wie is Wim Lybaert?
- Geboren in Brugge, op 20 augustus 1968.
- Begon zijn tv-carrière als monteur en werkte mee aan verschillende Woestijnvis-programma’s, zoals ‘Man bijt hond’, ‘De Mol’ en ‘Meneer Doktoor’.
- Schittert sinds 2012 ook vóór de camera, in programma’s als ‘De moestuin volgens Wim’ (VIER), ‘Het goeie leven’ (Eén) en ‘De Columbus’ (Eén).
- Is getrouwd met Katrien (44), samen hebben ze drie kinderen: Theo (16), Rik (13) en Anna (10).
- Nam deze zomer het vierde seizoen op van ‘De Columbus’, het programma waarin hij samen met een bekende reisgezel grote en kleine avonturen beleeft.
De grote emoties in het leven van televisiemaker Wim Lybaert
Zeg eens, Wim, ben jij een gevoelig mens?
Wim Lybaert: “Dat kun je wel zeggen. Niet dat ik een ‘gevoelensexpert’ ben, helemaal niet, want op emotioneel vlak klungel ik nog altijd vreselijk aan. Maar ik ben er wel veel mee bezig. Dat komt grotendeels door De Columbus. In dat programma kan ik niet anders dan mijn emotionele kant tonen. Omdat ik merk: als ik zelf mijn gevoelens toelaat, zullen mijn gasten dat ook sneller doen.”
Je hebt inderdaad een heel ‘ontdooiende’ werking op je reisgezellen. Hoe komt dat?
“Omdat ik me zelf ook kwetsbaar durf op te stellen tegenover hen. Op die bus ben ik geen interviewer, maar een gesprekspartner. En als gesprekspartner ben ik totaal niet bezig met ‘de actrice’ Maaike Cafmeyer of ‘de komiek’ Philippe Geubels, maar wel met de mens daarachter. Het helpt ook dat ik vroeger, als monteur, jarenlang televisie heb gemaakt met ‘gewone’, onbekende mensen. Daar heb ik geleerd dat ieder mens — jong of oud, rijk of arm — de moeite waard is om beter te leren kennen.”
En toch valt het me altijd weer op hoe makkelijk bekende Vlamingen in hun ziel laten kijken op De Columbus.
“Dat is ook wel eigen aan het type mensen dat ik daar ontvang. Mensen die op een podium staan, of het nu als acteur, zanger of politicus is, zijn vaak heel gevoelig van aard. Daarom duren de opnames voor elke aflevering ook vier dagen. Zodat ik de tijd krijg om tot die gevoeligheid door te dringen. Ik vergelijk het weleens met een receptie: in het begin voel je je een beetje onwennig, maar na een paar pinten word je losser en ga je contact leggen met anderen. De Columbus, dat is eigenlijk vier dagen lang receptie. Op een bepaald moment kun je gewoon niet anders dan je schild laten zakken. Dat moment, waarop mijn gasten écht ontdooien, vind ik elke keer weer prachtig om zien. Je leert elkaar in zo’n intieme setting ook héél snel héél goed kennen. Ik heb op De Columbus al vrienden gemaakt voor het leven. Jef Neve, Linde Merckpoel… Als ik hen nu tegenkom, hebben we geen aanloop meer nodig in onze gesprekken. We kunnen meteen tot de kern van de dingen komen. Die connectie voelen met anderen, daar word ik zo gelukkig van. Op dat vlak is De Columbus echt therapie voor mij.”
“Ik ben eigenlijk niet zo’n sociaal beestje. Het is pas dankzij De Columbus dat ik me vandaag veel meer open durf te stellen”
Heb je dat dan moeten leren, verbinding maken met anderen?
“Ja, want op zich ben ik helemaal niet zo’n sociaal beestje. Een receptie, dat was voor mij de hel vroeger. Het was zelfs zo erg dat ik me soms – letterlijk – op het toilet ging verstoppen. Het tragische is dat ik diep vanbinnen net snakte naar die connectie met anderen. Toch heb ik dat jarenlang vermeden, want: hoe meer je je openstelt, hoe groter de kans dat je gekwetst wordt. In gesprekken met anderen bleef ik daarom liever op de oppervlakte. Ik stond bekend als een enorm goede luisteraar. Tot grote vreugde van mijn gesprekspartners, natuurlijk, die maar wat graag over zichzelf praatten. (lacht) Mij kwam dat goed uit, want zo moest ik nauwelijks iets over mezelf prijsgeven. Eigenlijk ben ik daar nog maar de laatste jaren in gegroeid. Dankzij De Columbus dus. Dat programma heeft mijn grenzen doen vervagen: vandaag durf ik me wel open te stellen tegenover anderen, hoe kwetsbaar dat ook voelt.”
Ben je vroeger dan vaak gekwetst geweest?
“Ja, maar dat komt ook omdat ik zelf zo’n gevoelig mens ben. Ik heb weinig verweer, je kunt mij heel makkelijk raken. In relaties heb ik ook de vervelende neiging om te veel op mijn schouders te nemen. Te veel schuld en te veel verantwoordelijkheid. Een gevaarlijke houding, want je kunt nergens méér gekwetst raken dan in vriendschappen en in de liefde. Daardoor heb ik al een paar keer flink het deksel op mijn neus gekregen. Tegelijk móét je je ook openstellen om echte vriendschap en echte liefde te ervaren. Vandaag lukt me dat veel beter, merk ik. De whatsapp-berichtjes naar mijn – mannelijke – vrienden puilen tegenwoordig uit van de hartjes en de x-jes.” (lacht)
Liefde en hormonen
Was je als kind dan ook eerder een verlegen jongetje?
“Oh ja, verschrikkelijk. Mocht ik dertig jaar geleden tegenover jou, een jonge vrouw, gezeten hebben, ik zou geen woord over mijn lippen hebben gekregen. Mijn vriendinnen zeiden dat ook altijd: ‘Eigenlijk is het een wonder dat jij ooit aan een lief bent geraakt!’ Dat heeft voor een groot deel te maken met mijn jeugdjaren. Tot mijn achttien jaar heb ik nauwelijks een meisje van dichtbij gezien. Niet op het jongenscollege in Brugge en thuis al helemaal niet. Een vrouw, dat was voor mij de Grote Onbekende. Toen ik in de puberteit belandde en de hormonen begonnen op te spelen, wist ik me met die sensaties totaal geen blijf. Mijn vrouw Katrien zegt nog altijd: ‘Jij weet niet wat dat is, vriendschap tussen een man en een vrouw.’ En ze heeft gelijk. Ik heb het vaak genoeg geprobeerd, maar altijd werd zo’n vriendschap meer. Ook met haar, trouwens. (lacht) Bij ons thuis werd er ook nooit over relaties of seks gepraat. Mijn ouders waren op dat vlak heel conservatief. Ze hadden zelf ook niet de beste relatie, op mijn achttiende zijn ze uit elkaar gegaan. Thuis leerde ik het dus ook niet, wat dat precies betekent: liefde tussen een man en een vrouw.”
Blik je, ondanks de scheiding van je ouders, terug op een gelukkige jeugd?
“Zeker. Ik ben opgegroeid aan de rand van Brugge, onze tuin grensde aan de bossen en velden. Die omgeving, dat was mijn eigen kleine paradijs. Urenlang kon ik daarin spelen, alleen of met mijn kameraadjes. Een beetje zoals de Witte van Zichem, al was ik wel een pak braver. School ging me dan weer minder goed af. Ik was echt niet gemaakt voor de schoolbanken, veel liever leerde ik de dingen door ze te doen. Na het middelbaar ben ik een jaar gaan studeren aan de universiteit – dierengeneeskunde – maar dat werd een ramp. Na de overbeschermde omgeving van mijn jeugd, kon ik daar plots wel uitbreken. Ik heb een jaar lang gefeest, met een dikke buis als resultaat.”
Je grillige parcours leidde je uiteindelijk naar de wereld van de televisie. Droomde je daar vroeger al van?
“Nee, als tiener had ik niet bepaald een groot levensplan uitgestippeld. Al heeft de liefde voor film en televisie er altijd al ingezeten. Mijn ouders waren een van de eersten hier in de buurt die een videocamera kochten, zo’n lomp geval van bijna tien kilo. Als puber deed ik niets liever dan daar mijn eigen spannende films mee draaien. Mijn zus kreeg de rol van dame in nood en mijn broer die van de slechterik. En ik, ik was de held natuurlijk.” (lacht)
“Mijn kinderen vragen me soms: ‘Waarom ben je thuis niet zo’n toffe pee als op televisie, papa?’”
Rust in de moestuin
Is de Wim die we in De Columbus zien ook de echte Wim?
“Ja, ik kan gewoon niet anders dan mezelf zijn op tv. Al zijn mijn kinderen soms ook een beetje nukkig als ze me bezig zien: ‘Waarom ben je thuis niet zo’n toffe pee als op je bus, papa?’ Ze hebben gelijk. In het gewone leven loop ik vaak veel onrustiger, veel gestresseerder rond. Dat komt omdat ik nog altijd gruwelijk onzeker ben, ook op professioneel vlak. Ik vraag me voortdurend af of wat ik maak wel goed genoeg is. Ook nu weer. We zijn volop bezig met de montage van de vierde reeks en ik hou mijn hart alweer vast: zal het publiek het wel goed vinden?”
Waar komt die onzekerheid precies vandaan?
(denkt na) “Ik denk dat iedereen in de kern onzeker is, maar bij mij is het gewoon allemaal nog intenser. De volumeknop staat bij mij altijd helemaal open. Gematigdheid, dat ken ik niet. Als ik kook, lijkt het daarna of er een bom in de keuken ontploft is. Wandelen doe ik het liefst in de gietende regen of de bijtende kou, dan voel ik het bloed door mijn aderen stromen. Zo sta ik ook in het leven: ik smijt me volledig of niet. Ik merk dat ik word aangetrokken tot mensen die ook zo zijn. Chef-koks, bijvoorbeeld, die zijn ook vaak vervuld van die passie, die toewijding. En het is de rode draad in mijn carrière: dingen met passie doen, samen met andere, gepassioneerde mensen. Als ik dat niet meer voel, dan kies ik resoluut voor een andere weg. Die intensiteit is wat me gaande houdt, maar ze heeft ook een keerzijde. Een rusteloosheid waar ik maar moeilijk vanaf geraak.”
Hoe vindt zo’n rusteloze ziel als jij dan rust?
“Door elke dag minstens een uur te gaan wandelen met Bob. En door in mijn moestuin te werken, natuurlijk. Dat is voor mij echt mediteren. Ik denk dat dat voor de meeste moestuiniers geldt. Eigenlijk gaat het niet om die groenten kweken, maar om de rust die we daar vinden. Het vormt ook een goed tegengewicht voor mijn televisiewerk. Bij een moestuin is het simpel: je steekt er iets in en je weet perfect wat eruit zal komen. Televisie zit veel ingewikkelder in mekaar.”
“In de moestuin werken is voor mij mediteren. Het gaat me niet om die groenten, maar om de rust die ik daar vind”
Overbezorgde vader
Vind je die rust ook thuis, bij je gezin?
“Ja, mijn vrouw Katrien is op dat vlak echt mijn tegenpool. Zij is de rust zelve. Ik heb dat ook nodig, iemand die me af en toe naar beneden trekt, de kalmte in. In het verleden had ik weleens relaties met vrouwen die net zo rusteloos waren als ik. Maar na twee maanden was ik altijd stikkapot. Katrien houdt me in balans.”
Je bent pas vrij laat vader geworden, rond je 35ste. Een bewuste keuze?
“Ik ben vooral lang op zoek geweest naar de juiste partner om die stap mee te zetten. Toen ik die gevonden had, heb ik niet lang getwijfeld. Want kinderen mag je niet met je volle verstand nemen, dan begin je er gewoon niet aan. Het vaderschap is ook iets totaal anders dan het moederschap, denk ik. Dat begint al bij de geboorte: dat was zo intens en toch voelde ik me op dat moment een complete buitenstaander. Ik stond erbij en ik keek ernaar, voelde niet eens ontroering. Daar heb ik wel even op gepanikeerd: waar blijft dat allesoverweldigende vadergevoel nu? Bij mij kwam dat pas later, toen ik een mens begon te zien in dat kleine, vreemde wezentje.”
Had je zelf een goede relatie met je vader vroeger?
“Die band is lang onwennig geweest, want mijn vader is — zoals zoveel mannen van zijn generatie — geen grote prater. Pas de laatste jaren zijn we dichter naar elkaar toe gegroeid. Daar heb ik zelf werk van gemaakt: ik ga om de drie maanden met hem eten, gewoon onder ons tweetjes. In het begin was dat vreemd, maar nu merk ik dat we stilaan verlost geraken van ons verleden. Dat we als gelijkwaardige mensen met elkaar kunnen omgaan, los van onze oude vader-zoonrelatie. Want je kwetsbaar opstellen tegenover je ouders, dat is zó lastig. Je loopt altijd het risico dat ze je zullen behandelen als dat kind van toen, of je er nu dertig, veertig of vijftig bent. Ik snap dat veel mensen die stap niet durven te zetten.”
Wat voor vader ben je zelf?
“Ik probeer vooral de fouten van mijn eigen ouders niet te herhalen. Om dan vervolgens grandioos de mist in te gaan. (lacht) Als mijn oudste zoon Theo met een slecht rapport thuiskomt, krijgt hij de wind van voren. Terwijl dat bij mij vroeger óók geen moer uithaalde. Onlangs vroeg Theo of hij hier thuis pinten mocht drinken met zijn vrienden, voor ze naar school gingen. Blijkbaar is dat de gewoonte op de Dag van de Jeugdbeweging. Mijn eerste reactie was: no way, je gaat je hier niet zitten bezatten! Maar uiteindelijk hebben we een compromis gesloten. ’s Avonds heb ik hier in de tuin een groot kampvuur gemaakt en een koelbox met bier klaargezet voor hem. Dat was heel bevrijdend, omdat ik Theo op dat moment als een gelijke behandelde, niet als overbezorgde vader. Al blijft dat loslaten ook een constant gevecht. Tegen mijn dochter zeg ik weleens lachend: ‘Anna, jij blijft tot je achttiende braaf bij mama en papa, he?’ Ach, ik zou haar zo graag willen beschermen. Dat is het verschrikkelijke aan kinderen krijgen: je hebt opeens zoveel te verliezen. Voor ze er zijn, denk je niet na over de dood. Maar vanaf dan hangt die eindigheid als een sluier over alles wat je doet. Mijn moeder lag vroeger altijd wakker als ik uitging. Ik snapte dat niet, tot ik zelf vader werd. Nu zit ik zelf in de zetel te wachten tot onze zoon weer veilig thuiskomt van zijn fuif.”
“Kinderen krijgen is het allermooiste, maar tegelijk ook verschrikkelijk: je hebt opeens zoveel te verliezen”
Altijd weer de liefde
De Columbus is ondertussen echt je kindje geworden. Zie je jezelf dat nog lang doen?
“Nee, het verhaal van De Columbus is sowieso eindig, net omdat het zo’n intens project is. Ik voel ook dat ik me stilaan weer op iets nieuws wil smijten. Want er is nog zoveel om te doen, te maken, te ontdekken! Het jammere is dat ik maar één programma per jaar kan maken. Concreet betekent dat dat ik er nog zo’n vijftiental te gaan heb. Terwijl ik er nog minstens honderd op de wereld wil loslaten.”
Je bent er nu 52. Hoe kijk je aan tegen het ouder worden?
“Daar heb ik steeds meer vrede mee. Rick de Leeuw, een héél wijze man, heeft me eens gezegd: ‘Het eerste deel van ons leven verzamelen we trauma’s en moeilijke vraagstukken, het tweede deel van ons leven zoeken we daar antwoorden op’. De omwenteling tussen die twee delen, dat is waar ik me nu bevind. Ik loop nog altijd met veel vraagstukken rond, maar ik vind ook steeds meer antwoorden.”
Verklap eens zo’n antwoord aan ons, als je wilt.
“Op De Columbus heb ik eens een heftige discussie gehad met Wouter Deprez over de zin van het leven. Ik was er rotsvast van overtuigd dat dat de liefde was, maar hij beweerde dat de zin van het leven niet bestond. Daar heb ik nadien nog lang op zitten kauwen. Tot ik op tv twee filosofen over het onderwerp bezig zag, die zeiden: ‘Er is geen ‘de’ zin van het leven, iedereen geeft zijn ‘eigen’ zin aan het leven.’ Sindsdien weet ik het helemaal zeker. Míjn zin van het leven, dat is de liefde. Liefde voor mijn familie, mijn vrienden, maar ook voor mijn medemens in het algemeen. Dat probeer ik ook via mijn programma’s door te geven. Nu klink ik misschien heel sentimenteel, maar het is wel echt zo: de enige reden waarom ik televisie maak, is om mensen te raken. Al de rest is bijzaak.”
Niet sentimenteel, wel heel schoon, Wim. Bedankt!
Uit: Libelle 49/2020 • Tekst: Margot Kennis • Foto’s: Ann De Wulf
Meer mannen aan het woord:
- Mannen over hun emoties: Johan Verminnen
- Uniek gesprek met Willy Sommers: “Mijn vader overleed toen ik op fanreis was. Dat was een heel moeilijk moment”(deel 2/5)
- Mannen met borstkanker: “Ik verloor m’n broer door de ziekte en plots zat ik in hetzelfde schuitje”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!