“Sinds ik hier opnieuw woon, ben ik ’thuisgekomen’. Dit dorp is altijd in mij blijven zitten”
Toen Angela voor de liefde naar de stad verhuisde, dacht ze nooit dat ze haar geboortedorp zo zou missen. Toen haar man overleed, hakte ze de knoop door en verhuisde ze opnieuw naar daar.
Tijd om mijn vleugels uit te slaan
Angela (64): “Gisteren heb ik een lange wandeling gemaakt, in de bossen waar ik als kind bramen ging plukken met mijn oma en verstoppertje speelde met mijn vriendinnetjes. Op de open plek in het bos ben ik even gestopt, mijmerend over vroeger.
Dit dorp is altijd in mij blijven zitten. Ik ga hier nu nooit meer weg
Op zomeravonden kwamen we hier samen met de tieners uit het dorp. Daar, tegen die boom, heb ik voor het eerst gekust met een jongen van wie ik me de naam niet meer herinner. Ik ben een kwartier op het mos gaan liggen, kijkend naar de boomkruinen en de wolken, genietend van de stilte. Dit dorp is altijd in mij blijven zitten, ging het door me heen. Ik ga hier nooit meer weg.
Op mijn achttiende ben ik in Leuven op kot gegaan om verpleegkunde te studeren. Popelend: ik was eraan toe om mijn wereld open te gooien en mijn vleugels uit te slaan op een plek waar niet iedereen me kende als ‘Angela van Pierre de facteur’.
In Leuven ontmoette ik Karel, de man met wie ik zou trouwen en drie kinderen zou krijgen. Karel studeerde tandheelkunde en was afkomstig van Antwerpen. Zijn vader was ook tandarts; het was de bedoeling dat Karel de praktijk zou overnemen.
We zijn dus meteen na onze studies in Antwerpen gaan samenwonen. Ik was jong en verliefd en vond het allemaal prima. Zonder dat het helemaal echt tot me doordrong dat dit een keuze was voor altijd, of toch voor lang, en dat ik hier mijn volwassen leven zou uitbouwen.
Voor alle duidelijkheid: ik heb nooit met tegenzin in Antwerpen gewoond. Ik heb genoten van het bruisende stadsleven, van het enorme culturele aanbod, van het tintelende gevoel dat een stad constant in beweging is. Onze kinderen konden overal op de fiets naartoe, ik nam de tram naar mijn werk. We woonden in een rustige wijk, hadden veel vrienden, fijne buren, een huis met een tuin.
Op afspraak naar mijn ouders
En toch. In de loop der jaren ging het af en toe knagen. Ik vond het vooral jammer dat mijn familie op een uur rijden bij me vandaan woonde en dat ik na het werk niet snel even bij mijn ouders kon binnenspringen. Als ik er naartoe ging, op een vrije dag of in het weekend, was het altijd op afspraak en werd er speciaal voor mij taart in huis gehaald. Wat superlief was, maar mij tegelijk het gevoel gaf dat ik een bezoeker was en niet de dochter die thuiskwam.
Naarmate mijn kinderen steeds meer echte stadskinderen werden, kwam in mij het dorpsmeisje weer naar boven
Toen de kinderen klein waren, vonden ze het fijn om mee te gaan naar oma en opa en gingen ze er ook vaak logeren, maar vanaf hun puberteit veranderde dat. In dat dorp was niets te beleven, zeiden ze. Als ik vertelde over mijn jeugd in de velden en bossen, keken ze me meewarig aan. Op dezelfde manier keken ze naar me als ik voor het ontbijt op blote voeten de tuin inliep, om de vochtige aarde onder mijn tenen te voelen.
Naarmate mijn kinderen opgroeiden en steeds meer echte stadskinderen werden, kwam in mij het dorpsmeisje weer naar boven. Karel en ik waren van plan om, zodra we allebei niet meer werkten, te verhuizen naar een plek in het groen om daar onze oude dag door te brengen. Maar zover is het nooit gekomen. Drie jaar geleden werd bij Karel een agressieve vorm van leverkanker vastgesteld. Twee maanden later was hij er al niet meer.
Ik zag geen enkele reden om te blijven wonen in dat grote, lege, stille huis en heb al snel beslist dat ik kleiner zou gaan wonen zodra ik op vervroegd pensioen was. En als ik dan toch ging verhuizen, waarom dan niet terug naar het dorp van mijn jeugd? Mijn ouders waren intussen overleden, maar mijn broer woonde er nog en mijn zus woonde in de buurt. Voor mijn kinderen moest ik niet in het Antwerpse blijven, want twee van hen woonden intussen zelf elders.
Terug thuis
Mijn vrienden waren bang dat ik compleet zou vereenzamen in het dorp. Maar niets is minder waar
Toen mijn broer me op een dag liet weten dat er een nieuw appartementencomplex werd opgetrokken aan de rand van het dorp, heb ik snel de knoop doorgehakt. Mijn vrienden in de stad waren bezorgd. ‘Je zit nog in je rouwproces; het is niet het moment om zulke drastische beslissingen te nemen’, praatten ze op me in. En: ‘Wat je verwacht, ga je daar waarschijnlijk niet meer vinden’. Ze waren ook bang dat ik compleet zou vereenzamen in het dorp. Maar niets is minder waar.
Ik ben bij een wandelclub, heb opnieuw contact met enkele jeugdvriendinnen en werk als vrijwilliger in het rusthuis. Het is fijn om de band met mijn familie weer aan te halen. En als ik op de fiets naar de bakker ga, is er altijd wel iemand die ‘Hey Angela’, naar me roept. Natuurlijk is het niet meer hetzelfde dorp als vroeger. Er is een nieuwe wijk gekomen, het vroegere postkantoor is nu een supermarkt en veel mensen die ik vroeger heb gekend, zijn er niet meer.
Maar het is nog altijd een gezellig dorp met een bloeiend verenigingsleven, waar ik nu opnieuw met veel plezier aan deelneem. Vanuit het raam van mijn appartement kijk ik uit over de velden, ik woon op wandelafstand van het bos en adem lucht in die zoveel schoner en frisser aanvoelt dan in de stad. Ik ben thuisgekomen.”
Meer openhartige verhalen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!