Mijn verhaal: Annelies kreeg op haar vijftiende een zware depressie
Annelies (18): “Ik heb nooit geweten waarom ik depressief ben geworden. Ik was vijftien, en had een perfecte jeugd. Fijne ouders, veel vrienden, geen problemen op school. Ik maakte me wel zorgen om mijn broer, die wat experimenteerde met drank en drugs, en over mijn mama, bij wie een milde vorm van borstkanker was vastgesteld. Maar daarvoor ging ik naar de psycholoog. Ik had niet het gevoel dat die zorgen mijn leven overheersten.
Toch begon ik me slecht te voelen. Moe, en futloos. Ik had nooit een Chirodag gemist, nu bleef ik op zondag liever in bed liggen. Na school kwam ik uitgeput thuis en zat ik vaak zonder reden te huilen. ‘Zou iemand me missen als ik er niet meer was?’, ging wel eens door mijn hoofd. Een keer stond ik op een balkon. Ik keek naar beneden en dacht: ‘wat als ik spring?’
Op een rare manier voelde die gedachte goed aan. En nog had ik niet door hoe diep ik zat. (stil)
“Ik stond op het balkon, keek naar beneden en dacht: ‘wat als ik spring?’”
Op een dag besloot ik het te doen. Ik nam een grote hoeveelheid medicatie mee naar school, en slikte tussen twee lessen alles door. Ik werd ontzettend misselijk, verder gebeurde er niets. Mijn psycholoog was de enige aan wie ik vertelde wat ik had gedaan, en hoe teleurgesteld ik was dat het was mislukt. Zij trok aan de alarmbel: ze belde mijn ouders, en liet me meteen opnemen in het ziekenhuis.
Ik wist dat die opname nodig was. Toch ben ik er maar enkele dagen gebleven. Ik vond het daar vreselijk. Samen met mijn ouders besloten we over te stappen op therapie aan huis, waarbij een psychiater naar me toe kwam. Dat ging vrij goed, zeker in combinatie met de antidepressiva die ik intussen nam. Maandenlang was ik redelijk stabiel. Tot het in de zomer van 2018 opnieuw fout ging. De donkere gedachten overheersten mijn hele hoofd. Mijn mama riep de hulp in van PAika, de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het UZ Brussel, en op 1 september, wat mijn eerste schooldag van het zesde middelbaar had moeten zijn, werd ik opgenomen. Voor zes weken, zo was de bedoeling. Ik ben er uiteindelijk acht maanden gebleven.
In films zie je vaak hoe mensen zich, eenmaal ze zijn opgenomen, meteen beter voelen. De realiteit is helaas anders. Ik ben de eerste maanden in PAika door diepe dalen gegaan. Eén van de eerste dingen die ik moest doen, was een brief schrijven naar mijn vrienden en familie. Tot dan toe had ik niemand verteld wat er echt gaande was. De dagen waarop ik me te slecht voelde om naar school te gaan, had ik iedereen wijsgemaakt dat ik griep had. In die brief vertelde ik de waarheid, en dat was heel confronterend. Ook de intensieve therapieën dwongen me om bij mijn gevoelens stil te staan. Ik heb die periode nog twee zelfmoordpogingen ondernomen, ben enkele keren weggelopen, en begon mezelf te snijden. Vaak zo erg dat de wonden verzorgd moesten worden. Waar ik het opnieuw moeilijk mee had, want een wonde verzorgen betekent aan zelfzorg doen, en dat wilde ik niet. Ik wilde niet mild zijn voor mezelf.
Pas na een maand of zeven begon ik stilaan verbetering te voelen. De therapieën deden deugd, de begeleiding was geweldig. Maar net toen moest ik naar huis. Ik werd achttien, en dan mag je geen dag langer in de kinder- en jeugdpsychiatrie verblijven. Dat verplichte ontslag zorgde opnieuw voor een terugval. Ik voelde me verloren en bang, zonder die veilige cocon van de afdeling rond me, en bovendien stond ik plots vlak voor examens, terwijl ik het hele jaar niet naar school was geweest. Achteraf gezien heb ik geen idee hoe ik het heb klaargespeeld, maar ik heb me erdoor geworsteld. En uiteindelijk heeft dat mee voor de kentering gezorgd. Toen ik hoorde dat ik geslaagd was, voelde ik voor het eerst in lange tijd iets van blijdschap. Ik kon eindelijk die periode van het middelbaar afsluiten. Niet veel later meldden vriendinnen – de weinige die ik nog had, want tijdens mijn opname hadden veel mensen me laten vallen – dat ze ‘gezien mijn toestand’ liever niet hadden dat ik met hen mee ging op vakantie. In plaats van mezelf te beginnen snijden uit verdriet en frustratie, reageerde ik kalm en begripvol. Ook dat gaf me een boost, ik merkte voor het eerst hoeveel de therapie me had geleerd, en hoeveel sterker ik stond. Sindsdien is het alsmaar beter beginnen gaan. Midden september ben ik gestart aan de hogeschool. Ik studeer verpleegkunde. Ik wil graag in de psychiatrie gaan werken, om voor kinderen te kunnen doen wat de begeleiders van PAika voor mij hebben gedaan.
Ik kan zeker nog niet zeggen dat ik genezen ben. Ik neem medicatie en ik word nauw opgevolgd door mijn psychiater. Maar ik weet, vóél, dat ik op goeie weg ben. Ik zie eindelijk in dat ik geen flauwerik ben. Dat een depressie een ziekte is, die iedereen kan overkomen. Dat is ook waarom ik vandaag mijn verhaal wil vertellen. Omdat ik iedereen die het nodig heeft, wil zeggen: dit ligt niet aan jou. Je bent niet alleen. En vooral: geef niet op. Het wordt écht weer beter.”
Met vragen over zelfmoord kun je terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via zelfmoord1813.be.
Uit: Libelle 47/2019 – Tekst: Evelien Roels
Meer openhartige verhalen:
- Mijn verhaal: Myrthe overwon haar fobie met EMDR-therapie
- Mijn verhaal: Thomas probeert ondanks zijn psychische problemen toch een goede papa te zijn
- Mijn verhaal: Sanne ontdekte pas op haar 31ste dat ze autisme heeft
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!